Ziektes paard

  • Droes
  • Emerging diseases
  • Gebitsproblemen
  • Hittestress
  • Hoefbevangenheid
  • Influenza paardengriep
  • Paardenwormen
  • PPID bij paarden
  • Rhinopneumonie
  • Voorkom winterkwalen bij uw paard!
  • West Nile Virus paard
  • Zandkoliek

Droes

Wat is droes?

Droes is een zeer besmettelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie: Streptococcus equi  equi. Droes komt meestal (maar niet uitsluitend!) voor bij paarden jonger dan vijf jaar, de meeste oudere dieren hebben de infectie al eens doorgemaakt en daardoor weerstand tegen droes.  Droes is pijnlijk en begint met algemene ziekteverschijnselen: koorts,  sloomheid, niet of langzaam eten. Later kan het paard gaan hoesten, speekselen en soms is er sprake van snot. De ontsteking en later abcessen ontstaan in de lymfeknopen, meestal in de keelstreek. Na ongeveer een week tot veertien dagen breken de ontstekingen door, meestal naar de keelholte. Dan kan etterige neusuitvloeiing worden gezien. Bij paarden ouder van vijf jaar gaat dit proces vaak veel langzamer. In zeldzame gevallen komt de ontsteking, dus ook de  bacteriën, in de bloedbaan terecht en daarmee in de rest van het lichaam. Men spreekt dan van verslagen droes. Er ontstaan dan op allerlei plaatsen in het lichaam abcessen. Dit is erg moeilijk te behandelen. 

Na een droesbesmetting kan het paard droes drager worden. Minimaal één op de tien paarden wordt droes drager! Dit betekent dat het paard geen koorts meer heeft of klachten, maar wel de droesbacterie nog bij zich draagt in de luchtzakken. Af en toe worden de bacterien nog uitgescheiden in neusuitvloeiing. Op die manier fungeert zo'n paard als infectiebron voor de overige paarden. Droes dragers kunnen onder andere worden opgespoord met bloedonderzoek. Vóór een nieuw paard op stal komt is zulk onderzoek aan te raden!

Behandeling

Om de aanwezigheid van droes te bevestigen kan de dierenarts een neusswab of neusspoeling afnemen enkele dagen na het begin van de koorts, die wordt onderzocht in het laboratorium. Reeds echt zieke dieren, met langer dan een dag hoge koorts of verdikte lymfeklieren, kunnen niet met antibiotica worden behandeld. De abcessen moeten rijpen voor genezing, antibiotica remt dit proces. De gezwollen lymfeklieren kunnen eventueel worden ingesmeerd met een trekzalf die ervoor zorgt dat de abcessen sneller rijpen. Na openbreken moeten de abcessen een tijdje goed open worden gehouden en regelmatig worden  gespoeld. Wanneer de abcessen te vroeg weer dicht zouden groeien, kan het probleem weer opnieuw beginnen.  
Pijnstilling lijkt een logische behandeling voor deze pijnlijke ziekte, maar naast pijnstillend zijn de middelen ook ontstekingsremmend. Droes geneest pas nadat de ontsteking vergevorderd is en het abces opent, dit proces gaat langzamer door het gebruik van pijnstilling (rheumocam, novacam, metacam etc.). Het is daarom aan te raden pijnstilling alleen in te zetten indien de koorts boven 40°C komt of de dieren niets meer willen eten of benauwd worden. 

Belangrijk is om alle dieren die nog niet ziek zijn dagelijks twee keer te temperaturen. Zodra de dieren koorts krijgen, dus boven 38,3°C, kunnen ze direct apart gezet worden om zo verspreiding van de infectie tegen te gaan. In sommige gevallen kan besloten worden wel te behandelen worden met antibiotica, om abcesvorming te voorkomen. Dit geeft echter geen garantie op het uitblijven van abcessen en remt ook de aanmaak van afweerstoffen tegen droes.

Vooral bij dieren die veel pijn hebben bij het eten is het geven van ruwvoer in de vorm van slobber een optie om ze toch aan het eten te houden. Seniores priores is hierbij een volwaardige krachtvoer én ruwvoer vervanger  waar de dieren bij langdurige ziekte gevoerd kunnen worden.  Zodra de abcessen zijn opengebroken is vanaf de grond voeren het beste, zodat de pus gemakkelijk af kan vloeien. 

Preventie

Snelle diagnose is van belang voor het verloop van de ziekte. Als één dier het blijkt te hebben, kan de rest van de dieren in de groep goed worden gecontroleerd en verspreiding van de bacterie worden voorkomen. Wanneer droes op een bedrijf is geconstateerd, probeer dan de afdeling waar dat paard staat af te sluiten of de paarden met koorts in quarantaine te zetten. Pas na enkele dagen koorts worden de paarden met droes besmetterlijk voor andere paarden. Eventueel kan worden gevaccineerd tegen droes, overleg hiervoor met uw dierenarts. Hieronder staat in het protocol duidelijk aangegeven waar bij een uitbraak op moet worden gelet om de infectie in de dammen.

Protocol Droes belangrijk!

Belangrijk bij een droesuitbraak is eensgezindheid binnen de stal. De dierenarts en staleigenaar spelen hier een sleutelrol, de staleigenaar kan uiteindelijk bepalen welke regels gaan gelden waar iedereen zich aan hoort te houden.

Zorg dat het besmette gedeelte wordt afgesloten
Loop niet heen en weer tussen gezonde paarden en groepen met daarin zieke dieren
Gebruik niet dezelfde materialen in de besmette stal als bij de gezonde dieren zoals kruiwagens, hooivorken en emmers
Zorg voor gescheiden watervoorzieningen voor elk paard
Draag altijd andere kleding en schoeisel bij de verzorging van de groep met zieke dieren
Was altijd de handen eerst grondig met desinfecterende zeep voor terug te keren naar de gezonde dieren
Temperatuur alle gezonde paarden en alle andere paarden op het bedrijf dagelijks 2x om snel te constateren of de besmetting zich uitbreidt
Laat mensen die veel in aanraking komen met paarden op andere stallen, niet op stal komen wanneer er droes heerst!
Als het laatste paard geen koorts meer heeft is de stal nog zeker vier tot zes weken besmettelijk!

Overbevolking op stal zal de verspreidingsdruk doen toenemen. Probeer niet te veel dieren in één stal te houden. Indien mogelijk is het ook raadzaam om nieuwe paarden altijd de eerste drie weken apart te houden van de rest.  

Indien een paard benauwd wordt door de oplopende druk in de keelstreek (zie de foto hieronder), neem dan contact op met de dierenarts (0182-309218)

Emerging diseases

Dodelijke paardenziektes vaker ook in Nederland

Nederland is vrij van veel nare ziektes die elders in de wereld wél voorkomen. Als de dreiging voor Nederlandse infecties toeneemt spreken we van 'emerging diseases'. In 2020 vielen de eerste menselijke slachtoffers van het West Nile virus, ook besmettelijk voor paarden. Een paar jaar terug werd de paardenwereld opgeschrikt door infecties met het equine infectieuze anemie virus. Veel infectieuze ziektes zijn al in de landen om ons heen in Europa aanwezig. Vanwege import en de klimaatverandering neemt de kans op besmettingen in Nederland toe. Welke ziektes zijn een gevaar, en waar moet u op letten? Hieronder een overzicht.

West Nijl virus

Vele diersoorten waaronder insecten, vogels, zoogdieren én mensen kunnen geïnfecteerd worden met het West Nijl virus (WNV). Alleen muggen kunnen het virus overdragen van de ene diersoort naar de andere. Vogels zijn vaak de besmettingsbron van de mug omdat het virus zich in vogels sterk kan vermeerderen, vaak zonder dat de vogel daar last van heeft. Mensen en paarden kunnen wel besmet raken, maar verspreiden de ziekte vrijwel nooit, omdat het virus in paarden en mensen zelf nooit genoeg kan vermeerderen om een volgende mug te besmetten. Oorspronkelijk kwam de ziekte alleen voor in Afrika, maar sinds 2000 heeft het zich ook over grote delen van Amerika, Azië en Europa verspreid. In 2020 is de ziekte bij meerdere mensen in Nederland vastgesteld. Dat betekent dat we voor het muggenseizoen van 2021 extra waakzaam moeten zijn.

Zowel bij mensen als paarden zijn de verschijnselen meestal griepachtig: koorts, sloomheid en verminderde eetlust. Soms, zeker bij een verminderde weerstand, kan de ziekte ook verlammingsverschijnselen, spiertrillingen, gedragsveranderingen en ataxie veroorzaken. In het ergste geval raken paarden verlamd en komen te overlijden of moeten worden geëuthanaseerd.  Als in die periode grote vogelsterfte optreedt, wordt West Nijl virus een meer waarschijnlijke oorzaak. Momenteel zijn ziektes als rhinopneumonie, botulisme of vergiftiging waarschijnlijker veroorzakers van zulke verschijnselen.

Om de ziekte aan te tonen wordt om te beginnen een bloedmonster genomen wat op antistoffen tegen het WNV virus wordt gecontroleerd. Een behandeling is niet mogelijk, anders dan ondersteunen van het paard in de genezing. Ongeveer 70% van de paarden die zenuwverschijnselen ontwikkelen, verbeteren of genezen in de maanden na infectie.

Preventieve maatregelen bestaan uit vaccineren (Proteq West Nile)  en het voorkomen van muggenbeten. Vaccinatie is voor paarden mogelijk, voor mensen niet. Er kan gevaccineerd worden vanaf vijf tot zes maanden leeftijd. De basisvaccinatie bestaat uit twee entingen met vier tot zes weken tussentijd. Daarna dient de vaccinatie jaarlijks te worden herhaald, het liefst vlak voor het muggenseizoen (in april, mei) zodat paarden beschermd zijn tijdens de meest kritieke periode in augustus/september. Door te vaccineren is het paard beschermd. Het paard kan nog wel ziek worden maar het ziekteproces verloopt minder heftig en de kans op sterfte is nihil.

Afrikaanse paardenpest

Ook wel 'african horse sickness genoemd' en paarden worden besmet door een de beet (geen steek) van vliegjes (knutten) die besmet zijn met het Afrikaanse paardenpestvirus. De ziekte is dus niet overdraagbaar tussen paarden en ook niet besmettelijk voor mensen. Het virus is verwant aan het bluetonguevirus, welke in 2006 voor Blauwtong zorgde bij herkauwers. Dat de besmettingsroute in Nederland mogelijk is, staat dus vast. Na besmetting duurt het twee tot veertien dagen voor het paard verschijnselen vertoont. Afgelopen jaar is de ziekte alleen in Afrika gemeld. De ziekte is zeer dodelijk: 70-95% van de besmette paarden sterft. De Afrikaanse paardenpest kent vier uitingsvormen:

Koortsvorm (subklinisch)
In Nederland in eerste instantie onwaarschijnlijk omdat de dieren al immuniteit tegen het virus opgebouwd moeten hebben. Symptomen: koorts (40°C), oogontsteking en lichte vermagering.
Ademhalingsvorm (pulmonary)
Heftige luchtwegproblemen: benauwd, bloederig schuim uit de neus, hoestbuien. Daarnaast koorts (40 - 41°C) en ontstoken ogen. Dieren overlijden vaak binnen één week, als gevolg van een zuurstoftekort door vochtophoping in de longen.
Hartvorm (cardiac)
Ook wel dikkopziekte genoemd - resulteert in hartfalen. De symptomen die daar bij passen: koorts (39 - 41°C), opzwellen van oogleden, gezichts, hals, borst en schouder. Dieren sterven meestal binnen één week, doordat het hart bezwijkt.
Gemengde vorm
Bij de gemengde vorm treedt eerst de ademhalingsvorm op gevolgd door de hartvorm. Het dier sterft meestal binnen één week doordat het hart bezwijkt.

Bij een verdenking is melden bij de NVWA verplicht. Indien het paard besmet is met de afrikaanse paardenpest is moet het verplicht  worden geuthanaseerd. In een straal van 20km rondom het besmette bedrijf wordt een vervoersverbod ingesteld. Meer informatie is te vinden in het beleidsdraaiboek Afrikaanse Paardenpest.
Vaccinatie is in Nederland verboden omdat het virus uit het vaccin in sommige gevallen zich terug muteert tot een actief virus.

Equine Infectieuze Anemie

Equine infectieuze anemie (EIA) is een dodelijke virusziekte bij paarden. Nederland was officieel vrij van deze ziekte, tot op 4 juli 2017 de ziekte werd aangetoond in een polopaard in Vreeland (Utrecht). De ziekte verspreidt zich enkel via bloed-bloed contact: steeksnuiten van insecten, vuile injectienaalden en eventueel instrumenten voor paarden gebitsverzorging. De stekende insecten worden niet zelf besmettelijk, enkel het bloed aan hun steeksnuit kan de ziekte overbrengen. Staan paarden meer dan 200 meter uit elkaar, dan is dat gevaar geweken omdat het bloed al is opgedroogd.

De meest voorkomende verschijnselen bij paarden met EIA zijn sterfte, vermageren, vochtophoping onder de buik, geel verkleuring van de slijmvliezen en puntbloedingen. Als een paard sterk wordt verdacht van de ziekte, dan is de dierenarts verplicht dit bij de NVWA te melden. Er zal bloedonderzoek op antistoffen plaatsvinden bij het CVI in Lelystad. Als het dier inderdaad besmet blijkt te zijn met EIA is euthanasie niet verplicht, maar vaak wel de meest voor de hand liggende keus. Als eigenaar ben je namelijk verplicht om verdere verspreiding van het virus te voorkomen.

De grootste kans om de ziekte naar Nederland te halen is paarden van buiten Europa importeren. Het is dan ook aan te bevelen om die dieren op EIA te laten testen alvorens ze te importeren. Therapie of vaccinatie is niet mogelijk.

Waar is welke dierziekte gesignaleerd?

Op de website van de World Organisationd for Animal Health (OIE) wordt in een database wereldwijd bijgehouden waar belangrijke besmettelijke dierziektes uitbreken.

De database is hier te raadplegen.

Voor meer informatie over de opkomende paardenziektes kunt u hier een document downloaden van veterinairen verbonden aan de universiteitskliniek voor paarden in Utrecht.

Gebitsproblemen

Van oorsprong zijn paarden planteneters die het merendeel van de dag eten. Zowel het darmstelsel als het gebit van het paard zijn hier voor gemaakt.  Het veel en langdurig kauwen op ruwvoer zorgt voor een gelijkmatige afslijting van de tanden en kiezen. In de huidige paardenhouderij worden echter veel paarden een groot gedeelte van de dag op stal gehouden en slechts enkele keren per dag gevoerd. Bovendien is gemiddeld genomen het aandeel ruwvoer, bijvoorbeeld hooi of stro, van het rantsoen lager dan wenselijk is voor een goede afslijting. Dit komt omdat veel paarden die op stal staan minder energie verbruiken, terwijl het aangeboden voer vaak energierijker is. Bovendien is het gras op de Nederlandse weilanden veel energierijker en structuur armer ten opzichte van het droge steppegras waar een paard op gebouwd is.

Door een verminderde en onregelmatige afslijting kunnen er veranderingen in het gebit ontstaan, bijvoorbeeld haken. Hierdoor gaat een paard afwijkend malen en kauwen, waardoor de slijtage nog onregelmatiger wordt. Uiteindelijk worden de veranderingen aan het gebit zo ernstig dat pijn en ongemak ontstaan. Bovendien kan het gebit en de kaak van het paard hierdoor mechanisch beperkt worden. Dit geeft niet alleen kauwproblemen, maar kan ook tijdens het rijden moeilijkheden geven. Paarden uiten ongemak in de mond op verschillende manieren. Enkele voorbeelden:

Proppen maken tijdens het eten
Hamsteren
Stinken uit de mond of stinkende neusuitvloeiing
Geen hard voer meer willen eten (wortel, biet, etc.)
Zwelling of fistelvorming aan de kaken
Onverteerde mest
Vermageren en doffe vacht
Aanleuningsproblemen
Scheve hoofdhouding
Niet willen inbuigen
Heftig reageren op het bit
Meer verzet (in vorm van bokken, steigeren, hoofd omhoog gooien) op de ene hand dan op de andere hand
Mond openen tijdens het rijden

Belangrijk om op te merken is echter dat niet ieder paard direct uiting zal geven aan pijn in de mond. Het is daarom ten zeerste aan te raden om jaarlijks het gebit van uw paard te laten controleren, bijvoorbeeld gecombineerd met de jaarlijkse enting. Voor een goede beoordeling van het hele gebit is een mondsperder nodig.

Gebitsbehandeling

Gedurende een gebitsbehandeling worden alle afwijkingen aan het gebit gecorrigeerd, het zogeheten 'uitbalanceren'. Indien dit (half)jaarlijks wordt bijgehouden is de procedure meestal eenvoudig en snel. Bij flinke afwijkingen zoals haken op de kiezen, enkele elemten die te ver door gegroeid zijn of het trekken van elementen moet het paard algeheel gesedeerd worden en eventueel lokaal verdoofd. Vrijwel alle gebitsbehandelingen kunnen bij u op stal uitgevoerd worden. Voor meer informatie over gebitsbehandelingen en tarieven, klik hier.

Om een afspraak te maken met onze paardentandarts kunt u contact opnemen met onze praktijk.

Hittestress

De normale lichaamstemperatuur van paarden ligt tussen de 37,4 en de 38,0˚C. Bij een lichaamstemperatuur boven de 40˚C ontstaat schade organen en lichaamscellen. Dit komt omdat eiwitten (onderdeel van onder andere enzymen, cellen en spieren) vanaf deze temperatuur gaan 'denatureren'. Dat wil zeggen dat de eiwitten blijvend van vorm veranderen en hun functie verliezen. Dit is te vergelijken met een gekookt ei: eenmaal hard geworden eiwit, wordt nooit meer zacht.

Het is voor een dier dan ook bijzonder belangrijk om de lichaamstemperatuur te handhaven binnen veilige marges, voor het paard ligt dat tussen de 37,0 en de 40,0˚C. De thermoneutrale zone of ‘comfortzone’ is de omgevingstemperatuur waarbij een paard met minimale inspanning zijn lichaamstemperatuur op peil kan
houden. De thermoneutrale zone voor een paard ligt ongeveer tussen de -5˚C en de +20˚C. De optimale staltemperatuur voor volwassen paarden ligt tussen
10-15˚C en voor jonge veulens tussen de 15-20˚C. Deze temperaturen liggen veel lager dan die van bijvoorbeeld de mens. Dit komt omdat het paard erg veel warmte produceert bij de vertering van het voedsel. Boven de 20˚C zal het paard dan ook manieren moeten vinden om af te koelen en de lichaamstemperatuur niet gevaarlijk te laten stijgen.

Aanpassen

Als een paard het (te) warm krijgt, zal het waar mogelijk schaduw op zoeken en meer gaan zweten. Het verdampen van zweet op de huid geeft verkoeling. Hetzelfde geldt voor 'panten', het snel ademhalen om via de longen vocht te verdampen, en zo te koelen. Mocht het paard het water in kunnen, dan is dat ook een makkelijke manier om af te koelen. Ook zal een paard stoppen met eten om niet meer warmte te produceren.

Uitdrogen

Paarden kunnen heel goed zweten. Ze hebben over hun hele lichaam zweetklieren en produceren zweet met veel elektrolyten. Bij het paard bevat zweet meer
elektrolyten (zoals natrium, kalium, chloor en calcium) per liter vocht dan het bloed en andere lichaamsvloeistoffen. Een paard verliest daarmee gemakkelijk heel veel zout op een warme dag. Normaal, in de thermoneutrale zone, verliest een paard door verdamping ongeveer tien liter vocht. Op een warme dag kan deze hoeveelheid wel vier tot vijf keer zo groot worden. Per uur L-niveau arbeid komt daar nog elf liter zweet bij. Als je bedenkt dat met tien liter zweet, 82 gram natrium verloren gaat, dan snap je dat een elektrolyten tekort makkelijk ontstaat.

Als de elektrolytenconcentraties in het lichaam laag zijn, zullen de dorstprikkel en dus de interesse om te drinken verdwijnen. Dit komt omdat het bloed minder zout wordt en daarmee de osmolariteit van het bloed daalt. Dat leidt snel tot problemen, want paarden kunnen uitdrogen terwijl er meer dan genoeg water voor hun neus staat.

Tips om uw paard te beschermen

Zorg voor voldoende en schoon drinkwater! Bij normale temperaturen en zonder dat hij aan het werk hoeft, drinkt een paard van 600 kg ongeveer 20-30 liter water per dag. Wanneer de temperaturen stijgen boven de 25˚C kan dit wel oplopen tot 40 of meer liter water per dag. Controleer dus regelmatig de drinkbakken of vraag de staleigenaar dit te doen. Let op: de drinkbehoefte van een paard neemt af na arbeid bij overmatig zweten! Zie verder punt 4.
Wanneer uw paard in de weide staat is het belangrijk dat er voldoende schaduwplekken (bijv. een schuilstal of bomen) zijn. Heeft u geen schaduwplekken? Dan is het te overwegen om uw paard overdag binnen te zetten en wanneer de zon in sterkte afneemt (in de avond) weer buiten te zetten.
Pas uw trainingsschema aan. Paarden raken snel oververhit. Tot 30 minuten na arbeid kan de temperatuur nog rond de 39˚C zitten (ruim een graad hoger dan normaal!). Ga bij voorkeur trainen in de vroege ochtend of later op de avond wanneer de temperaturen aangenamer zijn voor zowel paard als ruiter. Pas ook de intensiteit van de training aan. Vindt u het te warm om zelf te sporten? Vraag dan van uw paard ook geen intensieve oefeningen.
Controleer uw paard op zweten (zowel tijdens/na arbeid als op het land/in de stal). Als uw paard veel zweet verliest het veel vocht en veel zouten. Dit moet weer aangevuld worden en uw paard doet dit niet altijd vrijwillig. Ook al geeft u uw paard dan 24 uur per dag beschikking over een liksteen, op warme dagen nemen ze vaak toch te weinig zout op. Het kan daarom zinvol zijn om op warme dagen 50 gram simpel keukenzout aan het rantsoen van uw paard toe te voegen, liefst verdeeld over twee porties. Dit lijkt veel, maar voor een paard is het geen probleem en een goede oplossing om de warme dagen beter door te komen. Komt de temperatuur boven de 25˚C én levert uw paard ook nog arbeid? Vul dan het verlies aan elektrolyten eventueel aan met een voedingssupplement zoals: Vetidral (Audevard), Recover (Equilin) of Recharge (Virbac), op bestelling verkrijgbaar op de praktijk.
Na de arbeid, of wanneer juw paard het erg heet heeft, kunt u deze afkoelen door af te spuiten. Hierbij zijn een tweetal zaken belangrijk om rekening mee te houden. Allereerst is uw hele paard lang afspuiten met heel koud water juist níet geschikt om je paard af te koelen. Het duurt lang voor koud water door de vetlaag over de grote spiergroepen heen dringt. Daarnaast kan de koude op de huid er voor zorgen dat oppervlakkige bloedvaatjes zich sluiten en kan de warmte in het paardenlijf niet meer aan het oppervlak worden afgegeven. Onderzoek heeft uitgewezen dat de beste methode is: 30 seconden het gehele paard afspuiten, gevolgd door 30 seconden wandelen. Zo wordt het ‘koude’ bloed uit de vaatjes in en net onder de huid weer vervangen door warmer bloed uit het lichaam. Ten tweede, als u uw paard doornat hebt gemaakt is het belangrijk dat u het water op de vacht gelijk weer afneemt met een zweetmes. Zo kan het vocht beter verdampen en wordt de warmte afgegeven in plaats van vastgehouden.
Een rit in de trailer op een warme dag is voor een paard flink werken; het continue balanceren vergt veel spierwerk. Duurt de reis langer dan drie uur, of langer dan twee uur in een warme omgeving, dan is een pauze nodig waarin het dier water en nat hooi tot zich kan nemen. Vermijd daarnaast files. In een stilstaande trailer wordt het snel snikheet.
Bescherm uw paard tegen insecten als vliegen en dazen. Hebben we te maken gehad met een winter zonder vorst, dan is de populatie van vliegen en dazen hoger dan normaal (tijdens vorstperiodes vriezen veel insecten/eitjes dood). Sommige paarden hebben ook nog eens zomereczeem. Er zijn voldoende producten op de markt zoals vliegendekens, vliegenmaskers, eczeemdekens en anti-insecten sprays. Laat u zich informeren over de werking van deze producten of bespreek met juw dierenarts wat mogelijk het beste werkt voor uw paard.
Ventileer de stallen goed. Laat de wind er doorheen waaien en verwen  uw paard op warme dagen met een ventilator. Het beste is deze buiten de tralies te bevestigen.
Paarden met lichte/roze neuzen verbranden snel, wat net als bij mensen erg pijnlijk kan zijn. Smeer de neus dagelijks in met een anti-zonnebrand crème met hoge factor!

Hoefbevangenheid

Hoefbevangenheid (of laminitis) is een stofwisselingsstoornis die leidt tot een ontsteking net onder de hoefwand. Het ontsteken van de lamellen, de structuur die de hoefwand verbindt met het hoefbeen, zorgt voor zwelling en vochtuittreding ter hoogte van de lederhuid van de hoef. Dat vocht zit gevangen tussen het 'leven" en het hoorn van de hoef en kan nergens heen. De ontsteking in combinatie met de oplopende druk is extreem pijnlijk. Je kunt het vergelijken met een blaar onder je vingernagel. Bij ernstige hoefbevangenheid zijn de lamellen in de hoef zo verzwakt, dat ze losraken. De (normale!) trekkracht van de buigpees aan het hoefbeen zorgt er vervolgens voor dat het hoefbeen in de hoef kan kantelen en zelfs door de zool van de hoef kan breken. In het laatstgenoemde geval kan het dier meestal niet meer gered worden. Hoefbevangenheid is dan ook een zeer ernstige aandoening waarbij snelle hulp van de dierenarts geboden is.

Chronisch of acuut?

Hoefbevangenheid kan chronisch zijn of acuut.

Chronisch

Chronische hoefbevangenheid is meestal het gevolg van een niet geheelde, acute hoefbevangenheid, maar kan ook geleidelijk ontstaan zonder dat er acute symptomen zichtbaar zijn geweest. Chronische bevangenheid is aan de buitenkant van de hoef vaak te zien aan ringen in de hoefwand of een knik in de hoefwand (opwippende teen). Het ontstekingsbeeld is nu minder zichtbaar of voelbaar. Met een röntgenfoto is chronische hoefbevangenheid te bevestigen: het hoefbeen is gekanteld en soms zelf ook gezakt. Uiteindelijk kan chronische hoefbevangenheid leiden tot het door de zool zakken van het hoefbeen, of zelfs ontschoening: het hoefbeen scheurt af van het hoornkapsel, hierdoor laat de hoefwand los langs de kroonrand en zakt in zijn geheeld 'door de hoef'.

Acuut

Acute hoefbevangenheid treedt vaak plotseling op en de verschijnselen zijn direct duidelijk aanwezig: typische achterover hellende stand (parallellogram houding), ernstige kreupelheid (op eieren lopen) en duidelijk veel pijn. Acute hoefbevangenheid heeft een duidelijk ontstekingsbeeld met warmte (van de hoef) en zwelling (in de hoef). Het is van groot belang dat acute hoefbevangenheid onmiddellijk wordt behandeld door een dierenarts om te

voorkomen dat de aandoening chronisch wordt, danwel dat het hoefbeen verzakt. Binnen één á twee dagen kan de chronische fase al intreden en wordt de kans op genezing klein of onmogelijk.

Verschijnselen

De eerste symptomen die kunnen duiden op hoefbevangenheid zijn:

Houterige gang, stijfheid
Warme hoeven, soms met voelbare zwelling van de kroonrand.
Duidelijk voelbare digitale pols (je voelt de bloedvaten in de ondervoet duidelijk kloppen).
Hoeven uitkrabben geeft weerstand, het paard wil zijn standbeen liever niet belaste.

Duidelijke symptomen van hoefbevangenheid:

Het paard probeert zijn voeten te ontlasten en belast ze daardoor vaak om en om of ligt veel meer dan normaal.
(Ernstige) kreupelheid, van op eieren lopen tot geen stap meer kunnen verzetten.
Typische achterover hellende stand (parallellogram houding) om de voorbenen zo goed mogelijk te ontlasten. De achterbenen worden ver onder het lichaam geplaatst en de voorbenen meer naar voren.
Wenden gaat moeizaam.
Duidelijk ongemak zichtbaar door rusteloosheid, zweten, verhoogde hartslag en soms ook koorts (bij acute hoefbevangenheid)
Het paard is rusteloos en voelt zich zichtbaar niet lekker.

Meestal komt de hoefbevangenheid alleen bij de voorste hoeven voor, maar het is zeker mogelijk dat alle vier de hoeven bevangen zijn.

Oorzaken van hoefbevangenheid

Hoefbevangenheid is vrijwel altijd een 'secundaire' aandoening, oftewel door andere aandoeningen veroorzaakt. Deze oorzaken zijn onder te verdelen in drie groepen:

Stofwisseling

Dit is veruit de meest voorkomende groep oorzaken van hoefbevangenheid. Het is zelfs zo dat ruim 90% van de hoefbevangenheid kan worden toegeschreven aan hormonale stofwisselingsstoornissen. Denk daarbij aan EMS (Equine Metabolic Syndrome) en PPiD (Pituitary Pars Intermedia Dysfunction, bekend als de ziekte van Cushing).

EMS
Een syndroom dat door de combinatie van overgewicht en insuline resistentie, hoefbevangenheid tot gevolg heeft. Het paard wordt naarmate de vetopslag toeneemt, steeds ongevoeliger voor de insuline die het lichaam aanmaakt om suikers op te slaan in vet. Dat wil zeggen dat een insuline resistent paard bij de inname van suikers een vele malen grotere hoeveelheid insuline aanmaakt. Het is de enorme (langdurige) piek aan insuline die vervolgens hoefbevangenheid geeft. Wat het achterliggende proces daarvan precies is, wordt momenteel druk onderzoek naar gedaan.  Verschijnselen van EMS zijn overgewicht, (chronische) hoefbevangenheid, zoolzweren en abnormale vetdistributie (vnl manenkam, lendenen en ruinen in de koker). De aandoening komt bijna twee keer vaker voor bij pony’s dan bij paarden. Bovendien wordt het bijna altijd gezien bij paarden van tien jaar en ouder. IR is te beheersen en zelfs te genezen indien in de voeding van het paard levenslange aanpassingen worden gedaan.
PPID
PPID  is  een  hormonale  aandoening  waarbij  de  aanmaak van hormonen is ontregeld. Aan de basis van de hersenen zitten twee 'klieren', de hypothalamus  en  de  hypofyse  (in  het  Engels ‘pituitary gland’), welke de  aanmaak  en  de  afgifte  van  hormonen regelen. In  de  hypothalamus  zijn  zenuwen  aanwezig  die  de  stof dopamine  aanmaken.  Dopamine heeft een regulerende functie op een  gedeelte  van  de  hypofyse  die  de  pars intermedia wordt genoemd. Bij paarden met PPiD gaan zenuwen in de  hypothalamus  verloren, de  pars  intermedia wordt onvoldoende door dopamine geremd en de hypofyse maakt zodoende sommige hormonen ineens veel te veel aan (vandaar de naam: Pituitary Pars Intermedia Dysfunction). De hormoonhuishouding raakt in de war en de hypofyse gaat daarnaast ook als een (goedaardige) tumor zwellen. Hierdoor kan o.a. hoefbevangenheid ontstaan, maar raakt ook de thermoregulatie in de war: zweten, lang krullerig haar, vetopslag in de buik en boven de oogleden. 
Suikerrijk dieet
Een teveel aan koolhydraten (suikers) of zetmeel door het eten van teveel haver, krachtvoer, jong gras en appels. Vooral in het voorjaar en najaar kan het gras een hoog gehalte aan suikers bevatten.
Medicijnen
De medicijnen uit de groep van de corticosteroïden kunnen, vanwege hun aangrijpingspunt in de hormoonhuishouding, aanleiding zijn voor het ontstaan van hoefbevangenheid.

Ernstige ziekte

Een zeer klein deel van het totaal aantal gevallen van hoefbevangenheid is een gevolg van ernstige ziekte. Dit komt gelukkig omdat slechts een heel klein deel van de paardenpopulatie ernstig ziek wordt, want bij ziektes als sepsis (bloedvergiftiging), colitis X of aan de nageboorte staan is de kans op hoefbevangenheid juist heel groot! Dit zijn ziektes waarbij gifstoffen (endotoxinen) in de bloedbaan terecht komen, waar ze een ontsteking van de haarvaatjes kunnen geven. Deze ontstekingen vinden bij voorkeur plaats in de hoef en zo ontstaat hoefbevangenheid.

Overbelasting

Wanneer een paard kreupel is aan de ene voet en daardoor de andere, gezonde, voet meer belast, kan er overbelasting ontstaan, waardoor er hoefbevangenheid in die hoef kan ontstaan. Ook wanneer een paard te veel op een harde ondergrond beweegt, kan er hoefbevangenheid optreden. Denk hierbij aan tuigpaarden die een lang stuk over de verharde weg hebben gelopen.

Bron foto: dierenartsvanleeuwen.nl

Bron foto: diergeneeskunde.nl.

                                             

Diagnose

De diagnose van hoefbevangenheid wordt meestal gesteld aan de hand van de verschijnselen zoals hierboven beschreven. Door de dierenarts worden bij het bezoek alle verschijnselen meegenomen en we beoordelen de warmte van de voet, de venepols, en de gevoeligheid van de hoef. Met een hamertje wordt op de hoeven geklopt en er wordt met een zogenaamde visiteertang in de hoeven geknepen. Bij hoefbevangenheid zal het paard daar op meerdere plaatsen pijnlijk op reageren. Om wat meer inzicht te krijgen over de stand van het hoefbeen binnen de hoornschoen is het zeker aan te raden een röntgenfoto te maken. Daarbij wordt bepaald hoe het hoefbeen ten opzichte van de hoornwand is geplaatst. Is er sprake van een kanteling, of zelfs een verzakking? Op de foto linksboven is duidelijke kanteling van het hoefbeen te zien, daarnaast is het hoefbeen van vorm aan het veranderen, door de langdurige verkeerde stand van het hoefbeen in de hoefschoen. Op de foto rechts is zowel kanteling als verzakking te zien: de punt van het hoefbeen is door de zool gezakt. De diepe buigpees is ook in de foto getekend om aan te geven hoe de trekkracht van de pees de kanteling van het hoefbeen in de hand werkt.

Therapie

Wat kunt u zelf doen?

In afwachting van de dierenarts, ga niet met het paard lopen! Daarnaast kunt u de voeten koelen met een koude waterstraal of door het paard in een natte paddock te zetten. Zorg voor een comfortabele ondergrond, dat het paard kan gaan liggen als hij dat wil.

Op basis van de verzamelde gegevens wordt een behandelplan gemaakt. Vaak worden medicijnen voorgeschreven en daarnaast een begin gemaakt met het opsporen van de oorzaak. Hiervoor is vaak bloedonderzoek nodig, denk aan EMS en PPID.  Daarnaast is een goed voederadvies erg belangrijk. Hoefbevangen paarden moeten sober gevoerd worden en omdat zelfs de suikers uit een klein beetje gras al schadelijk kunnen zijn, mogen zij niet op de wei, ook niet als er slechts weinig gras in staat. Een paddock met zand daarentegen is prima. Ook een natte paddock is goed want dan worden de hoeven van het paard direct gekoeld. Zorg wel altijd voor een droge plek waar het paard of de pony kan gaan liggen.

Een behandeling bij hoefbevangenheid heeft de meeste kans van slagen wanneer de eigenaar zich samen met de dierenarts en de hoefsmid inzet. Een goede samenwerking kan uitzonderlijke stappen in de goede richting betekenen.

Een goede hoefsmid speelt een grote rol in het genezingsproces. Door op een juiste manier te bekappen of het paard op speciaal beslag te zetten kan deze in ernstige gevallen de druk laten afnemen en zo de pijn verminderen. Vervolgens zal stukje bij beetje geprobeerd worden om de hoef weer recht te krijgen. Dit is echter een langdurig proces.

Preventie

Bij een aanval van hoefbevangenheid is het heel belangrijk om er samen met de dierenarts achter te komen wat de mogelijke oorzaak was en vervolgens deze oorzaak te behandelen of te voorkomen. Belangrijke voorzorgsmaatregelen zijn: 

het paard slechts beperkt in een ‘vette’ wei laten lopen - pony's kunnen al in twee uur hun dagelijkse dagbehoefte bijelkaar grazen! Ze staan dus snel te lang op de weide. Een graasmasker kan de grasopname reduceren tot ongeveer een kwart van de normale opname per uur.
bij EMS het paard voorzichtig laten afvallen - dit moet altijd in overleg met de dierenarts. De dierenarts helpt met een voedingsadvies en een meetlint, daarnaast wordt een stappenplan opgesteld.
voor PPID wordt in overleg met de dierenarts een behandeling ingesteld.
de voerton goed afsluiten.
zorg voor een goede hoefsmid! Deze speelt een grote rol in de behandeling en preventie van hoefbevangenheid.

Zo kan (een nieuwe aanval van) hoefbevangenheid vaak worden voorkomen.

Graas-advies

Paarden laten grazen is moeilijker dan het lijkt, zeker als het gaat om paarden of ponies die gevoelig zijn voor (te grote) opname van suikers (fructanen!).
Als stelregel geldt dat een plant overdag door middel van fotosynthese suikers aanmaakt, waaronder fructanen. Aan het begin van de nacht is het gehalte suikers het hoogst. In de nacht worden de suikers weer door het gras zelf verbruikt en waardoor vroeg in de morgen het suikergehalte het laagst is. Hoe harder de plant kan groeien (warm, zonnig, vochtig) hoe minder fructanen in het gras aanwezig zijn, ze worden verbruikt door de groei. Als er wél zon is, maar het is bijvoorbeeld droog of koud, dus het gras groeit minder, dan gaan fructanen zich opstapelen. De beste periode om je paard te weiden is voor het middaguur. Indien je écht alleen 's avonds kunt weiden is een graasmasker te overwegen. Zeker in de vroege lente is dat een goede optie, iedere maand wordt het suikergehalte in het gras lager, dus vanaf juli kunnen gezonde paarden, zonder chronische bevangenheid, zonder masker naar buiten.

Graslandbeheer

De conditie van de wei wordt bepaald door de grondsoort, het gras, graas intensiteit en de bemesting. Paarden gebruiken het grasland anders dan koeien. Ze bijten het gras heel kort af met de tanden terwijl koeien hun tong om een pluk gras slaan en het met de ondertanden afsnijden. Daardoor zullen paarden sneller de groeipunten van de grasplant afgrazen waardoor de plant veel trager zal hergroeien. Bij de keuze van het grasmengsel zal men dus die soorten moeten kiezen met groeipunten zeer laag bij de grond.

Paarden hebben in hun rantsoen meer structuur (ruw vezel of stengelmateriaal) nodig dan koeien. Dus zal men grovere grassoorten inschakelen (o.a. Timothee).De hoge voederwaarde van het klassieke gras voor rundvee is, vooral in het voorjaar, zelfs gevaarlijk voor paarden want het kan aanleiding geven tot sterke vervetting, hoefbevangenheid en koliek.Vandaar dat het belangrijk isvsteeds graszaadmengsels te gebruiken die speciaal voor paarden zijn samengesteld. Deze mengsels zullen grassoorten en rassen moeten bevatten met lage groeipunten en met een hoog vezelgehalte.

Een goed paardengras zaadmengsel bevat o.a. rassen van het gazontype om dat deze gekenmerkt worden door zeer lage groeipunten en dus goed korte begrazing van paarden verdragen. Timothee wordt toegevoegd omdat deze soort een hoog vezelgehalte heeft en bovendien een latere groei kent. Zodoende zal de dalende opbrengst van de andere soorten vanaf de maanden augustus en september enigszins gecompenseerd worden door deze late grassoort.Om voldoende opbrengst te halen wordt er in elk graszaadmengsel voor paarden minstens 10% Engels zaaigras gebruikt. Grassoorten geschikt voor een paardenwei zijn bijvoorbeeld: Veldbeemdgras (Poa pratensis L.), Engels raaigras (Lolium perenne), Roodzwenkgras (Festuca Rubra) en Lammerstaart (Timothee).

Bomen rond de paardenwei

Niet alle bomen zijn even geschikt voor de paardenwei. Giftige bomen zijn o.a. de walnoot, kastanje, beuk, (rode) esdoorn en kersen- en pruimenboom. Het beste is om een paard simpelweg geen toegang te geven tot takken, bladeren en vruchten van deze bomen. Eikenbomen zijn eveneens mild giftig, vooral de bladeren en onrijpe, groene eikels.De schimmel die de spierziekte Atypische myopathie veroorzaakt, kan voorkomen op esdoornbladeren en zaden van de esdoorn. De zoete smaak van esdoornbladeren is voor paarden aantrekkelijk. Let daarom goed op esdoornbomen langs de weide. Verwijder zaden en bladeren.

Influenza paardengriep

Equine Influenza is een virus dat de voorste en diepere luchtwegen (longen) van het paard aantast. Het virus bestaat uit influenza type A, subtype H3N8 en vroeger ook H7N7. Binnen deze types zijn weer meerdere sublijnen bekend.

Verschijnselen van Equine Influenza

Wanneer je paard geïnfecteerd raakt met het Equine Influenza virus, dan duurt het ongeveer één tot drie dagen voor er verschijnselen zichtbaar zijn. Dit noemen we ook wel de incubatietijd. Op dit moment is je paard al wel besmettelijk voor andere paarden, terwijl het zelf nog geen ziekteverschijnselen laat zien.

Wanneer je paard geïnfecteerd raakt met het Equine Influenza virus, dan duurt het ongeveer 1-3 dagen voor er verschijnselen zichtbaar zijn. Dit noemen we ook wel de incubatietijd. Op dit moment is je paard al wel besmettelijk voor andere paarden, terwijl het zelf nog geen ziekteverschijnselen laat zien.

De symptomen van influenza zijn zeer hoge koorts, neusuitvloeiing, een harde droge hoestniet willen etenvergrote lymfeklieren, spierpijn en suf zijn (zie afbeelding). Later kunnen de symptomen veranderen naar purulente neusuitvloeiing (geel-groene pus), (veel) slijm ophoesten en ernstige longontsteking. Deze veranderingen in verschijnselen komen door een secundaire bacteriële infectie, oftewel een omgevingsbacterie die misbruik maakt van de situatie.

Aangetaste weerstand

Verhoogd risico op infectie met andere virussen en bacteriën

De paarden worden bij influenza ernstig ziek en bij veulens is bekend dat deze kunnen sterven aan de directe gevolgen van een longontsteking die door influenza wordt veroorzaakt. Bij volwassen paarden geldt dat influenza de weerstand van het paard dusdanig aantast dat het risico op een secundaire bacteriële besmetting en ernstige longontsteking groot is. Deze secundaire infectie kan leiden tot een levensgevaarlijke situatie en sterfte. Naast secundaire bacteriële infecties zijn de paarden ook gevoeliger voor een infectie met andere virussen en voor stof in de omgeving. Dit laatste kan weer leiden tot chronisch hoesten. De verhoogde gevoeligheid voor bacteriën, virussen en stof na een influenza infectie kan 50-100 dagen aanhouden. Dit is de reden dat paarden die influenza onder de leden hebben lang de tijd moeten krijgen om zich te herstellen.

Equine influenza is meer dan 'gewoon' griep

Aantonen van Equine Influenza

Wanneer je een ziek paard hebt met de bovengenoemde verschijnselen, dan is het van belang dat er getest wordt of het om Equine Influenza gaat. Dit gebeurt door het afnemen van een neusswab (een speciaal wattenstaafje wat in de neusgang wordt gebracht). In het laboratorium kan het virus aangetoond worden middels PCR uit de neusuitvloeiing die zich bevindt op de swab.

Vanwege de enorme besmettelijkheid van influenza is het heel belangrijk dat paarden die verdacht worden van de ziekte apart gehouden worden van de andere paarden en er hele strikte hygiëne maatregelen zijn. Het kan aan te raden zijn om nieuwe paarden die op stal komen nog even gescheiden te houden van de andere paarden gedurende 2 weken (ze kunnen namelijk ook zelf influenza hebben en dat binnenbrengen).

Therapie

Aangezien influenza een virus is, helpen antibiotica hier niet tegen. Het is belangrijk dat de paarden absolute rust krijgen, frisse lucht hebben en koortsremmers krijgen als ze stoppen met eten en drinken.

Mocht je paard een secundaire bacteriële infectie er bovenop krijgen, zoals eerder besproken, dan kan er wel antibiotica ingezet worden. Bij risico-paarden, zoals oudere paarden, jonge paarden of paarden met aangetaste weerstand, wordt soms al met antibiotica gestart voordat de paarden de verschijnselen van de bacteriële infectie laten zien. Dit wordt gedaan om te voorkomen dat deze groep paarden levensgevaarlijk ziek wordt.

Door de grote schade die influenza aanbrengt in het lichaam is het van groot belang dat de paarden genoeg tijd krijgen om te herstellen. Het kan erg lang duren voor paarden om volledig te herstellen. Als algemene leidraad houden dierenartsen aan dat voor elke dag koorts er een week hersteltijd gerekend moet worden. De paarden zijn na infectie met influenza 50-100 dagen extra gevoelig voor andere ziektes. Sommige paarden blijven nog maandenlang hoesten, door complicaties met bacteriën, andere virussen of stof.

Beschermen tegen Influenza

Om je paard te beschermen tegen influenza kun je hem vaccineren. Door de opbouw van immuniteit krijgt het virus minder de kans om zich binnen het lichaam te vermeerderen en zal er minder virus worden uitgescheiden, ook worden de paarden hierdoor minder ziek. Belangrijk hierbij is dat het overgrote deel van de populatie is gevaccineerd, zodat de hoeveelheid virusdeeltjes die worden verspreid laag is. Een ongevaccineerd paard in de groep zorgt voor zeer grote aantallen virusdeeltjes in de lucht, waardoor het besmettingsgevaar weer erg hoog wordt en ook gevaccineerde paarden het risico lopen om ziek te worden.

Het vaccinatieschema van inlfuenza is als volgt:

Basisvaccinatie: 3 vaccinaties

  • de eerste na 6 maanden leeftijd
  • tweede basisvaccinatie 4-6 weken later
  • derde basisvaccinatie 5 maanden later (6 maanden na de eerste vaccinatie)

Daarna is het advies de vaccinatie elke 6 maanden te herhalen. Daarmee voorkom je niet alleen dat je paard (ernstig) ziek wordt, het zorgt er ook voor dat het virus nauwelijks de kans krijgt zicht te vermeerderen in je paard. Je paard is daarmee niet besmettelijk voor andere paarden mocht influenza uitbreken. Dit helpt om de hoeveelheid virusdeeltjes laag te houden.

Elk jaar de herhalingsvaccinatie geven beschermd je paard tegen ernstig ziek worden van equine influenza, maar je paard kan wel andere paarden besmetten.

Bron: www.paardenarts.nl

Basisvaccinatie: drie vaccinaties

De eerste na zes maanden leeftijd
Tweede basisvaccinatie vier tot zes weken later
Derde basisvaccinatie vijf maanden later (zes maanden na de eerste vaccinatie)

Daarna is het advies de vaccinatie elke zes maanden te herhalen. Daarmee voorkom je niet alleen dat je paard (ernstig) ziek wordt, het zorgt er ook voor dat het virus nauwelijks de kans krijgt zicht te vermeerderen in je paard. Je paard is daarmee niet besmettelijk voor andere paarden mocht influenza uitbreken. Dit helpt om de hoeveelheid virusdeeltjes laag te houden.

Elk jaar de herhalingsvaccinatie geven beschermd je paard tegen ernstig ziek worden van equine influenza, maar je paard kan wel andere paarden besmetten.

Bron: www.paardenarts.nl

Vaccineren is het enige effectieve medicijn

Meer weten?

Er zijn veel meer vaccinaties beschikbaar voor paarden, denk aan rhinopneumonie en west nijl. Hoe zit het eigenlijk met FEI eisen? Je vindt er hier meer informatie over.

Paardenwormen

Vrijwel elk paard heeft wormen. Echter, gezonde paarden bouwen vaak een goede immuniteit op tegen bepaalde wormen naarmate ze ouder worden. Ook al worden meerdere paarden op dezelfde stal gehouden, dan nog kan de wormlast van individuele dieren sterk verschillen. Verschijnselen van een worminfectie kunnen zijn: verminderde groei, doffe vacht, verminderd presteren, slappe mest of diarree en bijvoorbeeld koliek.

Resistentie

Ontwormen van paarden wordt steeds moeilijker. Er is momenteel erg veel resistentie tegen veel  ontwormingsmiddelen zoals ivermectine. Dit is ontstaan na landelijk onzorgvuldig gebruik in het verleden. Het wordt daarom steeds belangrijker om wormbesmettingen te voorkómen door middel van preventieve maatregelen op stal en in de wei. Daarnaast hebben dierenartsen de taak om pas ontwormingsmiddelen voor te schrijven indien is aangetoond om wat voor een worminfectie het gaat. Dit onderzoek wordt gedaan door mest te onderzoeken op wormeitjes onder de microscoop.

Mestonderzoek en ontwormen

Ter voorkoming van resistentie tegen ontwormingsmiddelen is mestonderzoek onmisbaar. We doen mestonderzoek omdat:

We het type worm (veulenworm, spoelworm, lintworm, aarsmade, kleine strongyliden) willen identificeren. Alle wormen hebben hun eigen resistentie problematiek, dus een soort eigen behandeling nodig.
De ei uitscheiding van een individueel paard willen bepalen – een EPG (eggs per gram) boven 200 is reden om te ontwormen, enkel om de infectiedruk te doen dalen! Het EPG zegt niets over het aantal wormen in het paard.
Resistentie controle belangrijk is. 2 weken na behandeling mest onderzoek herhalen geeft aan of de behandeling is aangeslagen of met een ander middel opnieuw behandeld moet worden. Deze resistentie controle geeft inzicht in de resistentie problematiek van het paard of een stal. Daar kan vervolgens met gericht advies op worden ingespeeld.
We ook zand kunnen aantonen en dit informatie geeft om zandkoliek te voorkomen.

Algemeen geldt dat het verstandig is om minimaal 2x per jaar mestonderzoek te laten doen van uw paard. Vaak blijkt dat uw paard geen actieve worminfectie doormaakt en dus niet ontwormd hoeft te worden. U kunt de mest geschikt voor onderzoek veelal zelf verzamelen. Hiertoe stopt u een verse mestbal uit de stal in een plastic zakje waarop u naam en geboortedatum van het paard heeft genoteerd. U kunt de mest tijdens  openingstijden op de praktijk afgeven. Mocht uw paard in een groep of bijvoorbeeld pensionstal gehuisvest worden, dan is ook groepsmestonderzoek mogelijk. Lever van ieder paard individuele zakjes met mest in, wij mengen vervolgens de mest van 5 paarden voor het groepsmestonderzoek. Hiermee houdt u de kosten laag terwijl u toch een goede indruk heeft van de wormen die er spelen op stal.

Geen eitjes gevonden - wat nu?

Geen eitjes vinden in de mest wil niet automatisch zeggen dat het paard geen wormen heeft. Hoe kan dat?

Enkel volwassen wormen leggen eitjes, een besmetting kan heel jong zijn, bijvoorbeeld wanneer één week na het naar buiten gaan mestonderzoek wordt gedaan.
In de winter kapselen kleine strongyliden (cyathostominae, rode bloedworm) zich in de darm in. Ze gaan in ‘winterslaap’ en produceren geen eitjes. Mestonderzoek is dan ook onbetrouwbaar in de winter. Het beste is begin herfst/bij het opstallen een mestonderzoek te doen. Bij wormgerelateerde klachten in de winter wordt ‘blind’ ontwormd.
Lintwormen leggen ei pakketjes, maar niet elke dag. De worm wordt dan ook vaak gemist in standaard mestonderzoek. Een speekseltest kan betrouwbaar aangeven of ontwormen nodig is. De test is beschikbaar via de praktijk. De worm is niet heel schadelijk, maar kan in een enkel geval verstopping (koliek) geven. Deze worm wordt enkel gedood met praziquantel (Equest Pramox of Exuimax).

 

Wanneer wordt een paard ontwormd?

Volwassen paarden, dieren ouder dan 3 jaar, hebben veelal een goede immuniteit ontwikkeld tegen wormen en worden er dan ook zelden echt ziek van. Dit kan veranderen als de weerstand wordt verminderd, denk aan stress (transport, nieuwe stal), dracht, PPID etc. 2-4x per jaar mestonderzoek is voldoende om te zien of het paard besmet is met wormen en/of het een grote uitscheider van eitjes is (EPG >200). Eens een grote uitscheider, bijna altijd een grote uitscheider. Dit zegt, nogmaals, niets over de aantallen wormen in het paard! Volwassen paarden worden dan ook ontwormd als:

EPG >200 – dit is enkel om de infectiedruk in de koppel en op het land te verlagen en zo (her)besmetting te voorkomen.
Het paard heeft wormgerelateerde klachten zoals vermageren, doffe vacht, diarree/slappe mest. Ook als het paard een schoon mestonderzoek heeft kan op basis van de klachten worden besloten ‘blind’ te ontwormen. dit zijn uitzonderingsgevallen. In de herfst betekent dit vaak dat ook direct tegen lintworm wordt behandeld.

Hoe ontworm ik een veulen?

Een veulen loopt de eerste dagen van zijn leven vrijwel zeker een wormbesmetting op. De eerste wormgerelateerde klachten komen echter zelden voor 1 maand leeftijd voor. Zeker als de merrie correct is ontwormd voor het veulenen. Mestonderzoek bij veulens jonger dan een half jaar is  vaak niet zinvol. De veulens hebben sowieso wormen, vrijwel altijd in grote (schadelijke) hoeveelheden. Een eitelling zegt vanaf één jaar leeftijd bovendien niets over het aantal wormen. Dat houdt in dat jonge veulens zonder mestonderzoek ‘standaard’ ontwormd mogen worden. Afhankelijk van een aantal factoren ziet de gemiddelde ontworming er zo uit:

Op 1 maand  leeftijd ontwormen met Equimectin  (ivermectine) en vervolgens op 2 en 6 maanden leeftijd.  Op 4 maanden leeftijd is het aan te raden om tenminste één maal te ontwormen met Panacur (Fenbendazol). Fenbendazol is als enige ontwormingsmiddel nog werkzaam tegen spoelwormen. Is uw veulen ouder dan 6 maanden, dan wordt ten minste twee maal per jaar ontwormd op basis mestonderzoek. Mestonderzoek is nodig om het juiste ontwormingsmiddel te kunnen bepalen én om na behandeling te kunnen controleren of de ontworming effectief was. 

Ik heb een paard, wanneer moet ik mestonderzoek laten doen?

Het beste is 3x per jaar mestonderzoek te laten doen: in de lente, zomer en herfst. Je zet het paard liefst 'schoon' in de wei, controleert hem midzomer op hoge ei-uitscheiding, en zet hem in de herfst weer 'schoon' op stal. 2x per jaar is ons minimale advies. Mocht uw paard ontwormd moeten worden, dan willen we u met klem vragen na 2 weken opnieuw mest te laten onderzoeken (gereduceerd tarief!). Dit is de enige manier om te controleren of de ontworming gewerkt heeft.

Een mestmonster zelf nemen, let dan op het volgende

Een mestmonster kunt u eenvoudig zelf verzamelen en op de praktijk afgeven. Hierbij zijn een aantal dingen belangrijk om een betrouwbare mestuitslag te krijgen:

  • U kunt een schoon plastic (boterham)zakje, of bakje gebruiken;
  • Verzamel een flinke hand vol, dan kan ook gelijk zand onderzoek worden uitgevoerd; 
  • Noteer duidelijk uw naam en de naam en leeftijd van het paard op het mestmonster;
  • Geef bij het afleveren van het mestmonster duidelijk aan of uw paard klachten heeft, zoals slappe mest, vermageren of doffe vacht;
  • De mest moet vers geraapt worden (het paard heeft net gemest en het was nog warm);
  • Het monster wordt genomen van het bovenste deel van de mest en is dus niet in contact geweest met de grond of stro.
  • Indien u de mest niet meteen langs kunt brengen kunt u het monster het best in de koelkast bewaren. Dit kan maximaal 1 dag.
  • Zit u in het PaardenZorgPlan (Gezonde basis of Senior)? Dan zit het mestonderzoek 2x per jaar in het plan. Meer informatie over het PaardenZorgPlan vindt u hier.

Heeft u meerdere paarden? Zorg dan dat de individuele mestmonsters apart worden aangeleverd, voorzien van de naam van het betreffende paard. Stop niet van meerdere paarden mest in één zakje.

Heeft u uw paarden in een groep staan?
Neem dan even contact op om te bepalen of de paarden in een groepsmonster bekeken kunnen worden.

We willen u vragen om alleen mest in te leveren op maandag tot en met donderdag op onze locatie in Benschop. Hierdoor hebben wij een dag speling als het erg druk is en kunnen we een betrouwbare uitslag garanderen. Als de mest op vrijdag word ingeleverd komen wij hier door drukte of spoedgevallen soms niet aan toe. 

Daarnaast mag u ook mest inleveren via het kastje aan de muur in Benschop. Beschrijf daarbij goed alle bovengenoemde zaken (naam, naam paard, eventuele klachten). Laat het ons weten via de mail als u mest in het kastje heeft neergelegd, zodat wij hier extra op kunnen letten. Lukt het niet de mest in Benschop te brengen? Neem dan contact met ons op, dan zoeken we samen naar een passende oplossing.

Wormsoorten

Er zijn verschillende soorten wormen die we bestrijden. Hieronder vindt u een overzicht van de meest voorkomende wormsoorten.

Bron: www.parasietenwijzer.nl

Veulenworm - Strongyloides westeri

Veulens besmetten zich via de melk, contact met mest en via de huid (liggen in mest). Voor ernstige infecties moet eerst een grote infectiedruk in de omgeving ontstaan nadat de eerste wormen eieren zijn gaan produceren. Deze worm geeft vaak enkele weken ná de geboorte pas heftige problemen zoals acute diarree, vermagering en soms koorts.  Tegen de worm ontwikkeld het veulen een goede immuniteit waardoor we de worm meestal alleen in de eerste levensmaanden aantreffen. NB: Hengstigheidsdiarree bij veulens heeft niets te maken met een infectie door de veulenworm. Hengstigheidsdiarree treedt op aanzienlijk jongere leeftijd op, 5-14 dagen, dan diarree veroorzaakt door strongyloidose.

Foto bron: pixshark.com

Spoelworm - Parascaris equorum

De spoelworm treffen we vooral aan bij veulens in het eerste levensjaar. Verschijnselen die we bij matig besmette veulens kunnen aantreffen zijn o.a.: hoesten, een snotneus, gewichtsverlies en diarree. In ernstige gevallen kan ook verstopping en koliek optreden. Een dag na ontworming kan ook verstopping en koliek optreden als gevolg van de dode wormenmassa die wordt uitgedreven. Spoelwormen kunnen als lange witte wormen, soms wel tot 30cm lang, worden aangetroffen op de mest.

Foto bron: vetsonline.com

Rode bloedworm - Kleine strongyliden

Cyathostominae worden ook wel de rode bloedworm genoemd omdat ze bij ernstige infecties als kleine rode wormpjes op de mest gevonden kunnen worden. Strongylidenbesmetting is een echte weideinfectie. De infectieuze larven worden gedurende de zomer opgenomen en geven dan tijdens de zomer en de daaropvolgende winter problemen. De verschijnselen kunnen uiteenlopen van algemeen ziek zijn, waterdunne diarree en vermagering tot aanvalsgewijs optredende koliek. Een ernstige wormbesmetting kan zelfs levensbedreigende gevolgen hebben. Om er voor te zorgen dat een paard zich niet infecteert, moet voorkomen worden dat er wormeitjes op het weiland terecht komen. Dus moeten alle paarden vóór ze in de weide gaan én gedurende het weideseizoen, op basis van mestonderzoek, ontwormd worden. Advies op maat is het verstandigst, neem hiervoor contact op met de praktijk.

Foto bron: wormbestrijding.nl

Aarsmade - Oxyuris

Deze worm wordt ook wel aarsmade genoemd. Het is een relatief onschuldige worm omdat ze weinig darmschade veroorzaken. Desondanks kan de worm voor veel ongemak zorgen. De volwassen dieren zetten namelijk hun eitjes af rondom de anus van het paard. Het kruipen van de wormen onder de staart veroorzaakt jeuk. Het meest voorkomende verschijnsel bij je paard is dan ook het schuren van de staart, zónder jeuk aan de manen. De aarsmade wordt soms op de mest gevonden als witte wormen van enkele cm lang. Om de aanwezigheid van oxyuris te diagnosticeren wordt gebruik gemaakt van de 'plakbandtest'. Hiertoe wordt een stuk plakband tegen de anus van het paard gedrukt om de eitjes aan het plakband te laten hechten. Dit wordt vervolgens onder de microscoop bestudeerd op aanwezigheid van de oxyuris eitjes.

Foto bron: pixshark.com

Lintwormen 

De meest voorkomende lintworm, anoplocephala perfoliata, zuigt zich vast aan het darmslijmvlies. Hierdoor ontstaat milde darmschade. De grootste problemen worden echter veroorzaakt door locatie van de aanhechting. De lintworm heeft een voorkeur voor de overgang van dunne darm naar blinde darm en dit is één van de nauwste stukken in het maagdarmkanaal van het paard. Lintworm wordt daarom vaak geassocieerd met koliek. Uit onderzoek is gebleken dat 20% van de krampkoliek en 80% van de obstructiekoliek kan worden herleid tot een lintworminfectie. De reguliere wormmiddelen pakken de lintwormen niet aan. Alleen praziquantel (Equest pramox) is werkzaam tegen alle lintwormtypes.

Foto bron: research.vet.com

Paardenhorzel

De horzel zet gedurende de zomer zijn gele eitjes af op o.a. de paardenbenen. Via de bek worden de eitjes vervolgens opgenomen en de larfjes hechten zich aan het maagslijmvlies. In het najaar kunnen we hier problemen van verwachten in de vorm van maagzweren.

Foto bron: rontgenbus.nl

PPID bij paarden

PPID is de afkorting van Pituitary Pars Intermedia Dysfunction. De ‘Pituitary gland’ is de Engelse naam voor de hypofyse, een klier in de hersenen die verschillende hormonen produceert. Bij PPID is een gedeelte van de hypofyse -de pars intermedia- ontregeld.

PPID werd voorheen ook wel 'Cushing’ genoemd omdat die ziekte, met vergelijkbare verschijnselen, bij mensen en honden voorkomt. Toch is de oorzaak van de ziekte bij paarden heel verschillend van die van de mens of de hond. PPID is dan ook de officiele en correcte benaming.

Wat is de oorzaak?

In de hersenen bevinden zich twee klieren, de hypothalamus en de hypofyse. Hier worden veel verschillende hormonen aangemaakt en afgegeven aan de bloedbaan. De hormoonproductie wordt heel nauwkeurig afgestemd op de behoefte van het lichaam. Is er teveel van een bepaald hormoon dan wordt er minder geproduceerd en andersom. Soms wordt de hormoonproductie gestuurd met behulp van signaalstoffen. In de hypothalamus zijn zenuwen aanwezig die de stof dopamine aanmaken. Dopamine is een signaalstof en heeft meerdere functies in het lichaam. Één ervan is het remmen van de afgifte van het hormoon ACTH, wat wordt geproduceerd in het pars intermedia van de hypofyse.  In sommige oude paarden en pony’s gaan de zenuwen in de hypothalamus verloren. Hierdoor neemt de dopamine productie af en krijgt de pars intermedia onvoldoende dopamine aangeboden. Het gevolg is dat de aanmaak van hormonen door de pars intermedia niet meer door de dopamine wordt geremd. De pars intermedia gaat daardoor ongeremd ACTH produceren en de klier groeit daardoor uit tot een 'tumor'.

Het ACTH stimuleert de bijnierschors tot onder andere de productie van cortisol. Bij paarden met PPID wordt dus een overmaat aan cortisol geproduceerd door de bijnier. Cortisol is een zogeheten 'glucocorticoid' en zorgt er onder andere voor dat het lichaam zelf glucose aan maakt, bijvoorbeeld uit spiereiwit. De verhoogde spiegels van de hormonen ACTH en cortisol hebben allerlei ziekteverschijnselen tot gevolg. Bron foto: ppidbijpaarden.nl

Wanneer is testen zinvol?

Iedereen kent wel het oude paard met zijn doorgezakte rug en krullende vacht. Dit is het typische beeld van eindstadium PPID paarden. Dat wil automatisch zeggen dat we lang daarvoor al verschijnselen kunnen waarnemen die wijzen op PPID! Uiteindelijk kan alleen een bloedtest uitsluitsel geven of klachten (mede) worden veroorzaakt door PPID. Heeft je paard één of meerdere van onderstaande verschijnselen? Dan is het zeker zinvol om bloed te laten onderzoeken.

Vachtveranderingen
Variëren van wat moeilijker verharen tot een lange en krullerige vacht (hirsutisme). In het vroege stadium zien we vaker lokaal plukjes van langere haren. Dit komt omdat ze door de hormoonveranderingen hun lichaamstemperatuur moeilijker kunnen sturen. Paarden met PPID zweten vaak ook meer.
Hoefbevangenheid (laminitis)
Een ernstige, veel voorkomende en pijnlijke aandoening die vaak bij PPID voorkomt. Dikwijls zijn groeiringen op de hoeven te zien die wijzen op meerdere perioden van  hoefbevangenheid. Hoefbevangen paarden lopen 'op eieren', hangen vaak erg op hun achterhand, liggen veel en hebben warme hoeven met een duidelijk voelbaar kloppend bloedvat in de kootholte. Bel direct uw dierenarts bij deze verschijnselen!
Veranderde lichaamsbouw
De spiermassa op de rug neemt af terwijl de buik vaak wat voller wordt door extra vetopslag. Deze vetopslag komt vaak ook op afwijkende plaatsen voor zoals boven de ogen.
Lusteloosheid en verminderd presteren
Veel drinken en veel plassen
Men kan dit vaak zien aan de aanwezigheid van een natte box.
Verminderde weerstand
Snel ziek en vertraagde wondgenezing.
Moeilijk drachtig worden
Spontane melkgift
Epilepsie en blindheid worden in zeldzame gevallen waargenomen

Is het te behandelen?

Jazeker! PPID is een aandoening die te behandelen is en de prognose is in de meeste gevallen goed. Het vroegtijdig diagnosticeren van PPID bij uw paard zal helpen om allerlei bijkomende ziekteverschijnselen te voorkomen. Hoewel een paard met PPID niet echt te genezen is, zorgt een goede behandeling en verzorging er meestal voor dat uw paard vrolijk, fit en in goede conditie blijft. Wij kunnen uw paard helpen met het medicijn Prascend. Dit is een pil die dagelijks gegeven moet worden en de werking van dopamine nabootst. Zodoende brengt het de de pars intermedia in de hypofyse tot rust en kan de ACTH productie worden genormaliseerd. Daarnaast kunt u zelf uw paard helpen door hem bijvoorbeeld te scheren, eventueel aangepast beslag bij hoefbevangenheid en door de juiste voeding te geven.

Neem contact met ons op als u vragen heeft of een afspraak wil maken.

Korting op bloedtest in september en oktober

Om de diagnose PPID vast te stellen is bloedonderzoek nodig. In de maanden september en oktober krijgt u op het bloedonderzoek in het laboratorium 50% korting. Als kliniek dragen we graag bij om de drempel om te testen te verlagen. Ook wij geven in september en oktober 50% korting op de handelingen die nodig zijn om het bloedonderzoek te kunnen doen. Denk aan bloedafname, verwerking van het bloed voor transport naar het laboratorium en interpretatie van de uitslag. De eventuele visite kosten vallen niet onder de actiekorting. Wel kunnen visite kosten gedeeld worden als er meerdere stalgenoten zijn die hun paard ook laten testen. Wilt u mee doen aan deze actie dan kunt u contact opnemen met de praktijk. 

Bron: www.ppidbijpaarden.nl

Rhinopneumonie

Rhinopneumonie is een virale infectie, die in meerdere varianten voorkomt. Jaarlijks zijn er enkele uitbraken van deze ziekte, soms met abortus of neurologische verschijnselen tot gevolg. Door snel en juist te handelen, kan een uitbraak beperkt blijven. 

Er bestaat geen medicijn tegen rhinopneumonie. Alleen vaccineren kan infectie helpen voorkomen. Vaccineer je paard tegen rhinopneumonie!

Wat is Rhinopneumonie?

Rhinopneumonie is een infectie met het Equine Herpes Virus (EHV) en de twee belangrijkste varianten zijn:  EHV-1 en EHV-4. EHV-4 veroorzaakt voornamelijk verkoudheid bij jonge paarden en zorgt zelden voor ernstige problemen. EHV-4 komt heel veel voor, meer dan 90% van de volwassen paarden heeft antistoffen tegen het virus. EHV-1 komt iets minder vaak voor (20-40% van de paarden) en is de meest voorkomende oorzaak van infectieuze abortus en kan daarnaast verlammingsverschijnselen tot gevolg hebben. Vaak zijn de eerste verschijnselen hoge koorts (tot 41C), dikke benen, neus- en ooguitvloeiing en verminderde eetlust. Soms zijn slechts één of enkele van genoemde verschijnselen zichtbaar. De infectie kan ook ongemerkt voorbij gaan. Abortus en verlammingsverschijnselen kunnen ook zonder voorafgaande verschijnselen optreden. Indien u vermoedt dat uw paard een rhino infectie doormaakt, neem dan contact op met uw dierenarts.

De incubatietijd van rhinopneumonie is 2 tot 10 dagen. Dat is de tijd na infectie die verstrijkt voor men ziekte kan waarnemen. Dit geldt echter niet voor de abortus vorm. Abortus treedt enkele weken tot maanden na infectie op, meestal tussen de 7e en 9e maand van de dracht. De merrie is dan vaak al niet meer ziek.
Eens een paard besmet is geweest, zal het vaak drager blijven. Zo kan het virus gaan uitscheiden wanneer de weerstand zakt, bijvoorbeeld in stresssituaties.

Neurologische vorm

De neurologische vorm van rhinopneumonie kan dodelijk zijn voor het paard. Het gaat om een besmetting met EHV-1 waarbij het virus in het paard muteert en neurologische klachten geeft. Het is onduidelijk waarom dit bij het ene paard wel en bij het andere paard niet gebeurt. Een besmetting met EHV-1 hoeft dus zeker niet altijd verlammingsverschijnselen tot gevolg te hebben. Het virus veroorzaakt aantasting van het zenuwstelsel waardoor verlamming op kan treden. Dit kan al binnen één dag na de eerste koorts, maar ook nog 10-14 dagen later pas ontstaan.  Vaccineren helpt om de hoeveelheid circulerend virus te verlagen. De kans dat je paard besmet raakt met EHV-1 is daardoor kleiner, en de kans op neurologische klachten ook. Er is geen claim dat vaccineren helpt tegen de verlammingsvorm, zie hieronder het kopje "vaccineren".

Bij paarden met de neurologische vorm is dit te zien door slapte, vaak in de achterbenen, en een 'dronkemansgang'. Soms kunnen paarden helemaal niet meer staan. De staart hangt vaak slap naar beneden en soms raakt ook het rectum, het laatste deel van de endeldarm, en de blaas verlamd. Hierdoor kunnen problemen ontstaan met mesten en plassen. De mest kan niet meer goed worden afgevoerd en de blaas loopt over of kan  zelfs scheuren. Heeft je paard koorts en vertoont het daarnaast slapte? Neem dan direct contact op met je dierenarts!

Besmetting

Paarden kunnen elkaar besmetten door neuscontact. Dit kan ook indirect contact zijn, bijvoorbeeld kleding van de verzorger. Daarnaast zijn een verworpen veulen, de nageboorte en vloeistoffen een belangrijke bron van besmetting. Bij een mogelijke uitbraak is het dus verstandig, strikte hygiënemaatregelen in acht te nemen. Een verworpen vrucht moet ook zorgvuldig worden opgeruimd, en liefst voor sectie worden verstuurd naar de gezondheidsdienst. Neem hiervoor contact op met de dierenarts.

Verspreiding voorkomen

Bij een uitbraak van rhinopneumonie is het heel belangrijk dat snel wordt gehandeld om verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Paarden met koorts scheiden veel virus uit, en kunnen dit tot wel 28 dagen na besmetting blijven doen. Zorg dat drachtige merries apart staan van andere paarden. Temperatuur alle paarden op stal 2x per dag om zo snel mogelijk het ontstaan van koorts op te merken. Paarden met koorts moeten worden geïsoleerd: apart van de de nog gezonde paarden huisvesten. Dat kan bijvoorbeeld door ze in een apart stalgebouw neer te zetten, of aan het eind van een rij boxen, met enkele lege boxen tussen het zieke en de gezonde paarden.

Let op: met kleding, stalmaterialen als kruiwagens en emmers en je handen kan het virus ook worden verspreid. Gebruik voor het verzorgen van de zieke paarden dan ook andere materialen dan voor de gezonde paarden. Trek een overall en aparte laarzen aan in de ziekenboeg.

Download hier het hygiëne protocol in het geval van een rhinopneumonie uitbraak.

Vaccinatie

We raden aan uw paard te vaccineren tegen rhinopneumonie. Deze vaccinatie kan een infectie niet altijd voorkomen, maar wel de ziekteverschijnselen en virusuitscheiding van rhinovirussen sterk verminderen. Hoe meer paarden gevaccineerd zijn, hoe minder virus circuleert, hoe kleiner de kans dat je paard rhinopneumonie krijgt. Tegen de neurologische vorm van een EHV-1 infectie is officieel geen vaccin effectief. Maar: ook hier geldt, hoe meer paarden tegen rhino gevaccineerd zijn, hoe kleiner de kans dat neurologische rhinopneumonie uitbreekt. 

Bescherming tegen abortus gebeurt door een correct gevaccineerde merrie te vaccineren in de 5e, 7e en 9e maand van de dracht. Belangrijk hierbij is u te realiseren dat vaccineren tegen abortus ook geen 100% bescherming geeft, maar de kans op abortus wel aanzienlijk verkleint.

Vaccineren helpt! De virus circulatie vermindert, dat verkleint ook de kans op de neurologische vorm van rhino

Eens de ziekte is vastgesteld, heeft het niet veel zin om uw paard toch nog even snel te vaccineren. Om een zo goed mogelijke bescherming te geven aan uw paard, kunt u het beste zorgen voor een regelmatige vaccinatie. Staat uw paard op stal met meerdere paarden, dan is vaccinatie het beste werkzaam indien de overige paarden ook correct gevaccineerd zijn. Overleg dit met de stalhouder, zij kunnen een vaccinatie indien nodig verplicht stellen aan pensionklanten.

Het vaccinatieschema ziet er als volgt uit:

Eerste enting op 5 maanden (op zijn vroegst, maar mag ook later zijn).
Tweede enting 4-6 weken na de eerste.
De enting moet halfjaarlijks herhaald worden.
   

Ten tijde van een uitbraak is het mogelijk uw paard een extra booster te geven, mits uw paard correct is gevaccineerd.

Voorkom winterkwalen bij uw paard!

Hoesten

Nu het winter seizoen is begonnen lopen we regelmatig tegen een aantal problemen aan, zo zien we veel hoestende paarden. Dit kan natuurlijk een zeer grote verscheidenheid aan oorzaken hebben maar er zijn drie hoofd redenen waardoor we dit in de winter vaker tegenkomen.

Allereerst de geprikkelde luchtwegen. Omdat paarden van nature de hele dag buiten in de frisse lucht staan en ook nog eens zo'n 18uur met hun neus naar beneden staan hebben de luchtwegen van een paard niet een heel groot opschonend vermogen. De zwaartekracht doet immers het meest! Doordat paarden in de winter meer op stal komen te staan worden de luchtwegen al meer geconfronteerd met prikkels zoals stof en ammoniak. Verder staan ze ook meer met hun hoofd omhoog omdat ze niet aan het grazen zijn en omdat een paard ten allen tijde andere paarden wil zien en dat niet gaat op stal met je hoofd naar beneden.

Verder hebben we meer moeite de weerstand van een paard op peil te houden gedurende de winter. Tijdens het verharen maken veel paarden van nature een dipje in de weerstand door. Verder zijn er een aantal andere factoren zoals het minder aantal zonuren en bepaalde vitaminen, mineralen en sporenelementen die paarden beter uit vers gras halen en onvoldoende uit brok en ruwvoer op stal. Hierdoor kan de weerstand afnemen en krijgen ziektekiemen meer kans om voor luchtweg problemen te zorgen.

En als laatst is de 'infectiedruk' zoals we dat noemen een stuk hoger, simpelweg omdat er meer dieren op een kleiner oppervlak staan. Ze hebben meer neus-neus contact en op grotere bedrijven komen paarden ook meer in contact met nieuwe paarden die kiemen kunnen dragen waar ze nog niet bekend mee waren en dus geen weerstand tegen op hebben gebouwd.

Tips om hoest en luchtwegproblemen te voorkomen:

Voer voordroogkuil (uit plastic) in plaats van hooi. Hooi is extreem stoffig, ook al ruikt het kruidig en fris. Persé hooi voeren? Maak het dan minimaal een half uur nat door het hooi onder te dompelen in een grote bak water. Afspoelen van hooi in een hooinet met de tuinslang is niet genoeg.
Voer ruwvoer van de grond. Sleept je paard het dan door de hele stal? Hang dan een hooinet of slowfeeder laag op, zo krijgt het paard het stof minder makkelijk in zijn luchtwegen. Of stop je ruwvoer in een grote bak.
Gebruik vlas, hennep of zaagsel als strooisel - stro is in verhouding erg stoffig, ook gehakseld stro.
Zet je paard buiten bij het uitmesten - bij uitmesten komt veel ammoniak en stof vrij (opstrooien).
Zoveel mogelijk naar buiten - ook in de winter is je paard gebaat bij lekker buiten staan, zoals in een paddock.
Regelmatig uitmesten - "paardengeur" is grotendeels ammoniak, wat de luchtwegen sterk irriteert. Zorg dat je stal ten alle tijde droog en fris is.
Weerstand op peil - zorg dat je paard voldoende vitaminen en mineralen binnenkrijgt. Naast ruwvoer volstaat een mineralenbrok zoals Bonpard Forage Supplement (20gr/100kg lichaamsgewicht). Voor de luchtwegen zijn speciale kruiden behulpzaam in de preventie. Voorbeelden zijn Balsamic Air of Balsamic Control van Audevard.
Als paarden koorts ontwikkelen of het snot groen of geel is, direct een dierenarts waarschuwen. Grote kans dat er sprake is van een besmettelijke ziekte zoals droes, rhino of influenza.

Rotstraal

"Zonder voeten geen paard", een veelgedane uitspraak en niks is minder waar want een paard kan echt niet zonder. Een paard is ook erg in zijn welzijn aangetast wanneer er iets mis is met zijn hoeven. Een probleem die we veel zien is rotstraal, zoals bij veel problemen hebben we een factor 'van binnenuit' en 'van buitenaf'. Van binnenuit komen we weer terug bij de weerstand van je paard, als een paard verminderde weerstand heeft en/of onvoldoende juiste voedingsstoffen binnen krijgt om gezonde hoeven te groeien kunnen problemen ontstaan. Maar ook de vorm van de hoef is van invloed, zo zien we meer problemen bij smalle voeten dan bij ruime, brede. De grote boosdoeners komen van buitenaf; vuil, urine, mest, omgevingsbacteriën en -schimmels die lange tijd in de hoef blijven zitten, kunnen zorgen voor een weke, ontstoken straal: rotstraal. In sommige gevallen kan rotstraal overgaan in een nog ernstiger aandoening: straalkanker. Het is dan ook belangrijk om in de winter extra aandacht te besteden aan hoefverzorging en hoefgezondheid. De aanpak of het voorkomen van rotstraal bestaat uit drie pijlers: goede voeding, regelmatige controle bij een kundige hoefsmid en hoefverzorging- en hygiëne.

Goede voeding - Het absolute ruwvoer minimum voor een paard is 1,2 kg (hooi) of 1,6 kg (voordroogkuil) per 100 kg lichaamsgewicht. Een paard van 600 kilo krijgt dus minimaal zo’n tien kilo voordroogkuil per dag binnen. Omdat gehaltes vitamines in gedroogd ruwvoer snel afnemen, is een vitaminen- en mineralensupplement erg belangrijk. Voor de hoeven zijn met name biotine, zink, koper, selenium en vitamine E van belang. Kwalitatief goede producten, met een hoge dosering én goed opneembare varianten van vitaminen en mineralen zijn: Bonpard Forage Supplement (20gr/100kg lichaamsgewicht), Equilin Basic en speciaal voor de hoeven Audevard Hoof Biotin. Alles is via de praktijk te verkrijgen.
Hoefsmid – in de winter elke zes tot acht weken laten bekappen en de stralen weer mooi vlak snijden. Check of je smid rijksgediplomeerd is. Veel smeden blijken enkel een bekapcursus te hebben gevolgd!
Krab dagelijks alle vier de hoeven van uw paard grondig uit. Zo voorkomt u infecties en heeft u minimale rotstraal snel in de gaten.
Hygiëne – zorg dat de stal droog is! Is uw paard een viespeuk? Dan desnoods extra uitmesten of meer strooisel. Soms kan een ander type strooisel uitkomst bieden. Stro wordt in verband gebracht met meer irritatie en ontsteking van de voeten.
Blijven de stralen gevoelig voor rotstraal, dan kan Hypozin of Hooflex helpen om de stralen gezond te krijgen. Dit mag je zonder recept bij de praktijk ophalen, vestiging Benschop heeft het altijd op voorraad.

Jeuk

Paarden met zomereczeem zijn er lekker vanaf maar een andere groep begint er in de winter mee: jeuk! Paarden jeuken om veel verschillende redenen, er kan een infectieuze oorzaak zijn maar dat is bij veel paarden helemaal niet het geval. Wat in de winter vaak gebeurt, is dat paarden zweten tijdens arbeid of zelfs onder hun deken. Omdat we paarden veel minder vaak douchen of laten rollen zonder deken blijft het zweet op de huid en in de vacht zitten wat gaat jeuken. Het reguleren van de vachtgroei staat bij paarden hoofdzakelijk onder invloed van de daglengte. Vanaf 21 december worden de dagen alweer langer en zodra daar echt wat van te merken is zullen de eerste paarden al beginnen met verharen. Om van die loszittende haren af te komen zal een paard gaan jeuken.

Maar laten we vooral onze eigen rol niet vergeten. We gebruiken voor onze paarden veel verschillende shampoos en glansmiddelen maar ook wasmiddelen en kleurstoffen voor dekjes en dekens kan niet elk paard tegen. Als je paard in de winter jeukt, maak hem dan eerst eens goed schoon en probeer vervolgens alle chemicaliën op zijn lichaam te vermijden.

Dat betekent geen synthetische deken (liever helemaal geen deken! Paarden hebben hem echt maar zelden nodig bij het Nederlandse klimaat). Laat bij jeuk de deken af, of gebruik een 100% katoenen onderdeken.
Was dekjes en dekens enkel met Neutral wasmiddel of wasmiddel wat ook geschikt is voor baby's. Geen wasverzachters gebruiken!
Laat alle sprays, glansmiddelen, ontklitters etc in de kast staan.

Let op, sommige paarden zijn met een dikke vacht extra gevoelig voor mijt- of luizeninfecties.

West Nile Virus paard

et West Nile virus kwam voorheen voornamelijk in Afrika en Azie voor. Besmettingen doen zich al enkele jaren in Europa voor en in 2020 bereikte het virus ook Nederland. Het virus is gevaarlijk voor veel dieren waaronder vogels, mensen en paarden. Het virus overleeft in sommige vogels en (in warme winters) in muggen. Vogels zijn het reservoir, de mug is de vector die het virus overbrengt op andere diersoorten. De muggen nemen het virus op wanneer ze bloed zuigen bij een besmette vogel. Wanneer de besmette mug vervolgens een mens of paard prikt wordt het virus overgedragen en kan ziekte ontstaan.

Belangrijk om te weten: het West Nile Virus is maar zeer kort en in zeer kleine hoeveelheden in bloed van mensen en paarden aanwezig. Dat betekent dat mensen en paarden wel ziek kunnen worden, maar niet opnieuw muggen of elkaar kunnen besmetten. Dit maakt vaccinatie voor één paard al zeer effectief, er is geen groepsimmuniteit nodig.

Verschijnselen

Ziekteverschijnselen zijn met name griepachtige klachten (milde koorts, sloomheid en niet willen eten), soms milde koliek en een klein deel ontwikkelt hersenvliesontsteking. In dat geval ontstaan ernstige neurologische verschijnselen: zwakte van de achterhand, ataxie, spiertrillingen, moeite met opstaan of alleen nog maar kunnen liggen. Deze symptomen kunnen erg lijken op die van paarden die besmet zijn met het rhinopneumonie. In zeldzame gevallen kunnen paarden ook blind worden.

Als 100 paarden geïnfecteerd worden met West-Nijl virus ontwikkelen er 10 ziekteverschijnselen, waarvan 3 hersenvliesontsteking.

Groepsimmuniteit niet nodig: alleen je eigen paard vaccineren beschermt goed tegen West Nile.

Diagnose

De ziekte kan worden aangetoond met bloedonderzoek. Bij ziekteverschijnselen die bij een West-Nijl virus infectie passen kan worden gezocht naar DNA van het WN virus. Enkele weken later kunnen antistoffen tegen de ziekte worden aangetoond. Wanneer een paard zo ziek is dat het geëuthanaseerd moet worden of wanneer het overlijdt, kan er door middel van sectie bepaald worden of het paard aan West-Nijl virus leed.

Het is verstandig om bij een ziek paard met zenuwverschijnselen en koorts, waarbij gedacht wordt aan West-Nijl, nader onderzoek uit te voeren. Het is belangrijk dat we zo vroeg mogelijk weten dat het virus in Nederland is omdat ook mensen ernstig ziek kunnen worden van het West-Nijl virus.

Vaccinatie

Vaccinatie is voor paarden goed mogelijk, in tegenstelling tot mensen waarvoor nog geen vaccin beschikbaar is. Een correcte bescherming treedt op 3 weken na afronden van de basisvaccinatie: twee vaccinaties met 3-5 weken tussentijd. Daarna jaarlijks de vaccinatie herhalen. De vaccinatie werkt goed, na correcte vaccinatie wordt je paard niet meer ziek.

De vaccinatie kan gecombineerd worden met rhinopneumonie en inlfluenza vaccinaties.

Preventie van muggen - drain - deet - dress

Omdat het West-Nijl Virus door steekmuggen wordt overgedragen, is het voorkomen van muggenbeten erg belangrijk. Dit ezelsbruggetje helpt je bij de bestrijding tegen muggen.

DRAIN

Voorkom stilstaand (regen)water. Muggenlarven groeien in stilstaand water, dus controleer regelmatig waterreservoirs in je omgeving, zoals regentonnen, gieters en verstopte dakgoten. Maak ook de drinkbakken van je paard regelmatig schoon.

DEET

Gebruik anti-muggenmiddelen (o.a. Deet) en vliegendekens. Wist je dat tijdens de schemering muggen actiever zijn? Dus je paard dan op stal zetten, kan helpen. Mogelijk kan je voor stalopeningen horren plaatsen. Ook een ventilator op de stal kan helpen, omdat muggen slechte vliegers zijn.

DRESS

Houd de huid zoveel mogelijk bedekt (zeker tijdens de schemering). Nog een tip: Muggen mijden bepaalde geuren zoals citronella, eucaliptus, lavendel, rozemarijn, basilicum en munt. Probeer het eens uit!

Zandkoliek

Zandkoliek, wat is het?

Paarden knabbelen van nature ten minste 16 uur per dag aan gras, takjes en andere plantjes. Ze zijn dus een groot deel van de dag zoet met fourageren; zoeken naar eten. Als het voer beperkt is of er veel zand vlakbij het voer aanwezig is neemt de kans op zand inname toe. Door over de tijd steeds kleine beetjes zand op te nemen, verzamelt zich steeds meer zand in de darmen. Zand is zwaar en zinkt naar de bodem van de darm. Vaak vormt zich een ingeklonken zandbank op de diepste punten van het maagdarmstelsel. Het zand schuurt de darmwand en blokkeert de opname en passage van voedingsstoffen. Dit heeft irritatie, pijn, gasvorming en diarree tot gevolg. Ook trekt het gewicht van het zand pijnlijk aan de darmen en de ophangbanden van de darmen. Hierdoor ontstaan heftige pijnscheuten. Uiteindelijk is zandkoliek buikpijn die het paard krijgt ten gevolge van zand in de darmen.

Verschijnselen van zand in de darmen

Zand ophoping in de darm van paarden gaat geleidelijk. Ook is er veel verschil tussen rassen en individuele paarden hoe hun lichaam op het zand in de darm reageert. Veel voorkomende verschijnselen zijn:

  • Lusteloosheid, opgezette buik, pijn bij aansingelen
  • Diarree, slappe mest en mestwateren - door irritatie van de darmwand, blokkade van de doorstroom
  • Vermageren - verminderde opname capaciteit van voedingsstoffen door chronische darmwand irritatie
  • Koliek

Hoe kun je zand als oorzaak van de klachten aantonen?

Als je paard koliek heeft onderzoeken we je paard altijd grondig. Als we reden hebben om zand te verdenken als oorzaak van de klachten bij je paard doen we ter plekke een zandcontrole in de mest. Bij het rectaal opvoelen van het paard voelen we het zand soms al in de darm zitten. Ook de combinatie van verschijnselen en klachten die het paard al langer vertoont kunnen leiden tot de diagnose zandkoliek. 

Zandcontrole van de mest doormiddel van het laten uitzakken van zand is de meest gebruikte methode om zand aan te tonen. Helaas komt zand uit de buik niet elke dag in dezelfde hoeveelheden los. Er is ongeveer 50% kans dat je met een zandcontrole in de mest zand aantoont bij paarden die daadwerkelijk zand in de buik hebben. Enkele dagen achter elkaar de mestcontrole herhalen vergroot de kans om zand aan te tonen. 

Een rontgenfoto maken van de buik is de gouden standaard om zand in de buik hard te maken. Ook kan op basis van de foto gemeten worden om hoeveel zand het precies gaat. Dit geeft een goed beeld van de uitgangssituatie. Een vervolgfoto na behandeling kan dan duidelijkheid geven of de behandeling succesvol was of dat er aanvullende maatregelen nodig zijn.

Wat kun je zelf doen om zandkoliek te voorkomen?

Voorkomen dat zand wordt opgenomen is het allerbelangrijkst. De meest voorkomende oorzaken van zandopname bij het paard zijn:

  • actief zand likken - door mineralen tekorten in het voer of verveling
  • zand 'stofzuigen' - bij hooi eten in een zandpaddock
  • kort gegraasde weides - met ieder hapje of losgetrokken polletje gras komt zand binnen
  • hongergevoel of kauwdrift - door beperkt ruwvoer (bijvoorbeeld paarden die op dieet staan) of enkele uren zonder ruwvoer (weinig voermomenten op stal) kunnen paarden in de randjes van de wei of paddock op zoek gaan naar wat eetbaars

Passend rantsoen

Zandopname voorkomen begint dus met een goed, passend rantsoen voor je paard. Het moet voldoende voedingsstoffen bevatten en genoeg te kauwen geven om nooit langer dan 6 uur zonder voer te staan. Meer over het goed voeren van je paard vind je hier. Voorkom dat ruwvoer op zand terecht kan komen. Dit kan door op een verharde plaats naast de paddock te voeren, of een ruime opvangbak onder je hooinet te leggen. Voorkom honger en verveling. Bied afleiding met voer, speeltjes en bijvoorbeeld wilgentakken. Laat weides niet kort millimeteren in de graasperiodes. Beter is strookbegrazing waarbij de paarden, in een afgezet stuk van de wei, dagelijks aan de ene kant een vers, lang stuk gras krijgen en aan de andere kant de weide weer wordt ingekort. Zo krijgt je grasmat ook beter de kans te herstellen en gaat je weiland langer mee. 

Zandkuur met psyllium

Als de omstandigheden niet perfect zijn, dat is geen schande maar op veel stallen gewone realiteit, dan helpt een zandkuur. Door elke 4 tot 6 weken je paard een week lang psyllium zaad te geven kun je beginnende zandophoping verhelpen. De dosering psyllium is hierbij ongeveer 0,5 gram per kilogram lichaamsgewicht van je paard. Voor een pony voer je 100 gram per dag, een paard 200 gram en een groot paard 300gram. Het goede psylliumzaad is via de praktijk verkrijgbaar in verschillende verpakkingsgrootte's. Grotere verpakkingen zijn per kilo voordeliger. 

Kortom:

  • voer niet op zanderige ondergrond
  • zorg voor een uitgebalanceerd rantsoen qua mineralen
  • onbeperkt ruwvoer aanbieden
  • regelmatig een kuur Zand-ex

Zand uit de darm afdrijven

Als een röntgenfoto, mestonderzoek of onderzoek van de dierenarts hebben uitgewezen zand actief moet worden afgedreven, dan is naast preventie ook behandeling nodig. De belangrijkste behandeling 10 dagen psyllium zaad in grote hoeveelheden aan het rantsoen toevoegen. Als basis regel houden we aan 1 gram psylliumzaad per kilogram lichaamsgewicht van het paard. Voor een paard van 600 kilo betekent dat 600gram psyllium zaad per dag. Afhankelijk van de hoeveelheid zand die loskomt wordt de behandeling intensiever gemaakt of verlengd. 

Als we voor zandkoliek bij de patiënt zijn geven we naast pijnstilling, de eerste dag paraffine olie, elektrolyten en psyllium met een maagsonde in. Vaak mest het paard een dag later met het blote oog zichtbaar grote hoeveelheden zand. 

Psyllium zaadjes die geschikt zijn om voor paarden te gebruiken zijn via de praktijk verkrijgbaar. Let op; commercieel zijn veel psyllium husk en poeder producten verkrijgbaar. Dit werkt niet hetzelfde! Je hebt de bulk van de zaadjes nodig om het zand goed los te krijgen. 

Terug naar paard