Dierziekten

  • Baarmoederontsteking
  • Bluetongue
  • BVD
  • Coccidiose
  • FAQ IBR en BVD
  • IBR
  • Kalverdiarree
  • Leverbot
  • Longworm
  • Maagdarmwormen
  • Mastitis
  • Melkziekte
  • Mineralen tekort
  • Neospora
  • Pinkengriep
  • Salmonella
  • Schmallenbergvirus
  • Slepende melkziekte
  • Tylomen

Baarmoederontsteking

Acuut of chronisch

Baarmoederontsteking bij het rund komt met enige regelmaat voor. In principe kunnen we baarmoederontsteking grofweg in twee groepen onderverdelen: de acute en de chronische baarmoederontsteking.

De acute baarmoeder ontsteking begint vaak direct na het kalven, maar zeker binnen 21 dagen na het afkalven. De kenmerken zijn een stinkende, bruine uitvloeiing en een zieke (of in ieder geval niet fitte) koe
De chronische baarmoederontsteking wordt ook wel de witvuiler genoemd, maar ook een met pus gevulde baarmoeder (pyometra) valt hier onder.

Het belangrijkste verschil tussen deze vormen van baarmoederontsteking is de zichtbaarheid: In het eerste geval is de koe zichtbaar ziek ,in het tweede geval zal het opvallen omdat de koe niet meer tochtig wordt.

Mogelijke oorzaken

Ondanks het verschil in heftigheid en verschijnselen, kunnen beide vormen van baarmoederontsteking toch dezelfde oorzaak hebben. De situatie en omgeving van de koe bepalen in grote mate hoe de koe om kan gaan met de baarmoederontsteking.

Hygiëne

Hygiëne is erg belangrijk om baarmoederontsteking te voorkomen. Wanneer de koeien zich in een onhygïënische omgeving bevinden, kunnen ze in aanraking komen met de bacteriën die baarmoederontsteking veroorzaken. Afkalven op de roosters geeft bijvoorbeeld een grotere kans op baarmoederontsteking. Indien de koe gaat kalven moet er altijd hygiënisch gewerkt worden. De koe dient uiteraard schoon te zijn, en dan met name de vulva (kling). Zorg voor schone handen voor je de koe opvoelt (werk liefst met een opvoel handschoen) en gebruik schone verlostouwtjes. Het water wat bij de verlossing wordt gebruikt hoort in een schone emmer en is bij voorkeur leidingwater. Alle hulpmiddelen die bij een verlossing worden gebruikt dienen daarna grondig te worden gereinigd. Denk aan de verlostouwtjes in de wasmachine en de geboortekrik helemaal schoon spoelen.

Stress

Door stress kan een negatieve energiebalans ontstaan. Dit verlaagt de weerstand en vergroot de kans op een infectieziekte. Het is mogelijk te voorkomen dat een koe te veel stress heeft rondom de geboorte. Denk hierbij aan de locatie van de afkalfstal, maar ook het samenvoegen van groepen dieren al voor het afkalven. Koeien hebben behoefte aan gezelschap en probeer de groep droge koeien zo stabiel mogelijk te houden om rangorde problemen te voorkomen.

Voeding

Energierijke en evenwichtige voeding is belangrijk voor de weerstand van de koe. Met name het voldoende innemen van mineralen, zoals vitamine E en selenium, is belangrijk om de weerstand op peil te houden.  Maar ook calcium is van belang. Calcium is nodig voor de werking van spieren. De baarmoeder is één grote spier die gaat samentrekken om het kalf en de nageboorte uit te drijven. Bij een tekort aan calcium zal dit proces niet goed verlopen, wat het risico op aan de nageboorte staan of het achterblijven van inhoud vergroot. Bij een verdenking van melkziekte kan een calcium infuus vóór de geboorte dus zeker zin hebben.
Koeien die te veel (een conditiescore >3,5) of te weinig (een conditiescore <2)  voeding krijgen hebben eerder last van een verminderde weerstand. Als gevolg daarvan hebben ze sneller en ernstiger last van infecties.

Moeilijke afkalving

Een moeilijke afkalving kan het risico op baarmoederontsteking verhogen. Tweelingdracht is een factor die zorgt voor extra stress en risico's. Indien een koe met een tweeling te vroeg kalft, zien we vaak het achterblijven van de nageboorte wat voor problemen kan zorgen. Ondanks dat dit niet geheel voorkomen kan worden, kan bij de vroege drachtdetectie een tweeling al wel opgespoord worden. Dit geeft u extra informatie en kan u helpen bij het keuzemoment van droogzetten. Maar ook bij een te zware kalving wordt het risico op een baarmoederontsteking vergroot door de ontstane beschadigingen aan het slijmvlies. Complicaties kunnen niet in alle gevallen voorkomen worden, wel kan de veehouder ze direct goed behandelen. Denk daarbij aan extra aandacht voor voer en water na afkalven, pijnstilling, melkziekte infusen, nageboorte capsules en oxytocine. Ter preventie van zware geboortes is een juiste stierkeuze, zoals een pinkenstier van belang.

De gevolgen van baarmoederontsteking

Het effect van een baarmoederontsteking is altijd negatief. Bij een acute baarmoederontsteking is de koe ziek, zij zal hierdoor minder eten waardoor de kans op overige gezondheidsproblemen, zoals negatieve energiebalans en zelfs een lebmaagverplaatsing, toeneemt. Het negatieve effect van een chronische baarmoeder ontsteking is vaak minder duidelijk omdat de koe er niet ziek van is, maar ze zijn er zeker. De belangrijkste negatieve effecten betreffende vruchtbaarheid zijn:

Eerste tocht treed later op door de aanwezigheid van toxines en ontstekingsmediatoren 
Verlengd interval afkalven-dracht 
Meer terugkomers/ lager drachtigheidspercentage/ toename aantal inseminaties per conceptie 
Verlengde tussenkalftijd 
Hogere kosten:  behandeling/KI/sperma/verlengde TKT/afvoer

Wat kun je er aan doen?

Het belangrijkste is alle bovenstaande risicofactoren nalopen en ervoor zorgen dat ze op uw bedrijf op orde zijn. Zorg bijvoorbeeld voor een schone afkalfemmer met daarin alle spullen die nodig zijn indien u een dier gaat helpen met verlossen (schone emmer, ontsmettingsmiddel, glijmiddel, handschoenen, schone touwtjes).  Ook het strohok waar de koe in gaat kalven moet droog en schoon zijn. Rondom de geboorte heeft de koe extra aandacht nodig. De nagboorte hoort er vanzelf binnen 12 uur af te komen, zo niet, dan staat de koe aan de nageboorte. Wacht niet te lang tot "de nageboorte er vanzelf af rot", maar help de koe door ontstekingsremmers (Rimadyl of Kelafen) te geven, gebruik eventueel oxytocine (binnen 24 uur na de geboorte) en denk aan melkziekte infusen.

Controleer daarnaast het rantsoen van de droge koeien regelmatig. Kijk wat de conditie van uw droogstaande dieren is en kijk of ze voldoende volgevreten staan.

Als u de risicofactoren heeft uitgesloten, zorg dan voor controle tijdens de vruchtbaarheidsbegeleiding. Bij de bedrijfsbegeleiding kunnen we samen kijken of de verse koeien koorts hebben, of er afwijkende uitvloeiing is, of er beschadigingen aan de geboorteweg zijn en of de baarmoeder goed kleiner aan het worden is. In principe moet een baarmoeder drie tot vier weken na het kalven al weer de originele grootte hebben aangenomen. Constateren we afwijkingen dan zal er behandeld worden volgens het behandelplan van de veehouder.  Hoe eerder we de baarmoeder weer gezond hebben, hoe eerder de koe weer geïnsemineerd kan worden en hoe eerder dus ook weer drachtig.

Bron: www.heemskerk-dairy.nl

Bluetongue

De veroorzaker van bluetongue is het bluetongue virurs, een orbivirus. Het virus bevindt zich in het bloed en wordt overgebracht door bloedzuigende insecten. Met name de in schemering en nacht bijtende culicoides-soorten (in de volkmond knutten) zijn belangrijk. Hoewel de knutten de belangrijkste overbrengers van bluetongue zijn, mogen ook andere bloedzuigende parasieten en besmette injectienaalden niet worden uitgesloten.

Bluetongue heeft een incubatietijd van ongeveer een week (vier tot twaalf dagen). Dat wil zeggen dat na besmetting met het bluetongue virus, de verschijnselen ongeveer een week later beginnen.

Verschijnselen bij schapen

De ziekte begint vaak met hoge koorts (tot wel 42 graden) die wel een week kan aanhouden. De dieren zijn suf en lopen stijf of kreupel door de gezwollen kroonranden en spierbeschadigingen. Ernstig zieke dieren staan vaak met een bolle rug, met de kop naar beneden en hebben dikke oren of zelfs een dikke kop. Mond- en neusslijmvlies zijn vaak gezwollen en ontstoken en in de bek komen zweertjes voor. De tong is soms gezwollen en kleurt blauw door een verminderde doorbloeding en daardoor optredend zuurstoftekort. De dieren speekselen, hebben neusuitvloeiing, kunnen moeilijk eten en vermageren snel. Ook vruchtbaarheidsproblemen worden gezien: de dieren komen niet in bronst, aborteren, brengen een doodgeboren lam of een lam met aangeboren afwijkingen en de ram kan tijdelijk onvruchtbaar zijn. Na herstel kan nog ernstig wolverlies optreden. Het verloop van de ziekte is erg divers. Sommige dieren worden ernstig ziek, andere nauwelijks. Ernstig zieke dieren kunnen na weken tot maanden volledig herstellen, terwijl gezond ogende dieren plotseling doodgaan.

Verschijnselen bij runderen

In tegenstelling tot bij schapen, vallen de ziekteverschijnselen van bluetongue bij runderen doorgaans mee. De meeste runderen worden niet klinisch ziek van de infectie. Tijdens de uitbraken van bluetongue serotype 8 in 2006 tot 2008 zagen we bij runderen koorts, melkproductie daling, ontstoken slijmvliezen van neus en bek, zweertjes aan de spenen en zwelling van de kroonranden, waardoor kreupelheid kan ontstaan. Doorgaans knappen de dieren zonder veel problemen op.

Meldingsplichtig

In september 2015 zijn verschillende infecties van bluetongue vastgesteld in Frankrijk, ook in de buurt van de grens met Belgie. De ziekte is een OIE-lijst-ziekte. Dit betekent dat bij een verdenking van Bluetongue in Nederland direct melding moet worden gemaakt bij de NVWA. Een uitbraak van bluetongue heeft directe gevolgen voor de (internationale) handel in dieren en dierproducten.

Zowel België als Frankrijk hebben inmiddels besloten om de veestapels te beschermen door middel van vaccinatie. In Nederland is vaccinatie toegestaan met een in Nederland geregistreerd vaccin

Vaccinatie bluetongue beschikbaar!

Blauwtong is een virusziekte die door knutten wordt overgebracht. Vaccinatie tegen blauwtong geeft een goede bescherming en kan er voor zorgen dat er geen nieuwe uitbraak in Nederland zal plaatsvinden en dat de eventuele schade beperkt blijft. Zowel schapen als runderen kunnen gevaccineerd worden vanaf 2,5 maand leeftijd. Een blauwtong vaccinatie bestaat uit twee entingen met een interval van drie weken. Daarna jaarlijks herhalen.

De prijs voor de vaccinatie is €1,91 per dosis, excl. BTW, excl. uurtarief.

Sinds 1 juli 2016 is het blauwtongvaccin Bluevac BTV8 beschikbaar op de Nederlandse markt. Om te zorgen dat wij als praktijk voldoende vaccin op voorraad hebben en daarmee aan uw vraag kunnen voldoen willen we graag weten of u deze zomer uw veestapel tegen blauwtong wilt beschermen.

Wilt u aan de praktijk doorgeven voor hoeveel dieren u deze zomer blauwtongvaccin nodig heeft? Dan kunnen wij de juiste hoeveelheid vaccin inkopen.

BVD

BVD - Boviene Virus Diarree

Bovine Virusdiarree is een wereldwijd voorkomende infectie bij rundvee. BVD wordt veroorzaakt door het Boviene Virus Diarree Virus (BVDV) en het behoort samen met het Borderdiseasevirus (BDV) en het Klassieke Varkenspestvirus (KVP) tot de Pestivirussen. Deze virussen vertonen qua eigenschappen grote overeenkomsten. Dit heeft tot gevolg dat overdracht van het BVD-virus tussen varkens, schapen, geiten en runderen mogelijk is.

Landelijke bestrijding

De bestrijding van BVD wordt voor melkveehouders per 1 april 2018 gestimuleerd. De zuivelondernemingen passen hun leveringsvoorwaarden aan. Hierdoor is melk leveren enkel mogelijk indien de melkveehouder deelneemt aan een BVD bestrijdingsprogramma. Voor vleesveebedrijven is deelname aan de bestrijding van BVD vooralsnog op vrijwillige basis. Deelname wordt gestimuleerd door marktwerking en een subsidieregeling.

Voor de aanpak op bedrijfsniveau in het kader van de landelijke BVD-bestrijding kan een bedrijf kiezen uit vier routes naar de BVD-vrijstatus, namelijk:

BVD-vrij (route intake virus, bewaking jongvee antistoffen): geschikt voor alle rundveebedrijven
BVD-vrij (route tankmelkonderzoek): geschikt voor bedrijven zonder BVD-antistoffen in de tankmelk
BVD-vrij (route jongvee antistoffen): geschikt voor bedrijven zonder BVD-antistoffen bij het jongvee
BVD-vrij (route oorbiopten): geschikt voor alle rundveebedrijven.

Lees ook de veelgestelde vragen!

Status Betekenis
In onderzoek Het bedrijf voert de voorgeschreven acties uit  voor het behalen van een onverdachtstatus (routes 2,3,4) of een vrijstatus (route 1).
Onverdacht Het bedrijf heeft alle voorgeschreven acties uitgevoerd, met het gewenste resultaat, om de onverdachtstatus te behalen volgens één van de routes 2,3 of 4; vervolgens heeft het bedrijf alle voorgeschreven acties om die status te behouden uitgevoerd met het gewenste resultaat.  
Vrij Het bedrijf heeft alle voorgeschreven acties uitgevoerd met het gewenste resultaat, om de vrijstatus te behalen volgens één van de vier routes; vervolgens heeft het bedrijf alle voorgeschreven acties om die status te behouden uitgevoerd met het gewenste resultaat.
Observatie Na bijvoorbeeld een ongunstige laboratoriumuitslag of een aanvoer van een niet-vrij bedrijf kan niet meer met zekerheid worden gezegd dat een bedrijf BVD-vrij of BVD-onverdacht is. Het bedrijf krijgt dan de observatiestatus en er is verificatie nodig om een nieuwe besmetting uit te sluiten. Als het resultaat van de verificatie of de aanvullende actie gunstig is, krijgt het bedrijf de onverdachtstatus of vrijstatus terug; is het resultaat ongunstig, dan vervalt de vrijstatus of onverdachtstatus. Wordt verzuimd de gewenste actie uit te voeren, dan wordt de status 'onbekend'.
Onbekend Het bedrijf neemt deel aan de bestrijding en heeft een vrijstatus, onverdachtstatus, observatiestatus of status in onderzoek, maar verzuimt om de bijbehorende actie tijdig uit te voeren. Of het bedrijf neemt niet deel aan de bestrijding.
Besmet Op het bedrijf is een drager aangetroffen en deze is niet binnen de gestelde termijn afgevoerd; na afvoer krijgt het bedrijf een andere status, afhankelijk van de voorgaande situatie.

Wat doet het virus?

Als een koe geïnfecteerd wordt met het virus duurt het vijf tot zeven dagen tot er ziekteverschijnselen ontstaan en de koe zelf (kortstondig) virus gaat uitscheiden. Of een koe ziekteverschijnselen gaat vertonen is afhankelijk van het al dan

niet aanwezig zijn van antistoffen tegen BVD. Dit kunnen antistoffen zijn die via biest zijn opgenomen of na vaccinatie of veldinfectie zijn aangemaakt. Infectie van niet-immune, niet-drachtige dieren van alle leeftijden (meest 6-24mnd) kan door opname van het virus via de bek of na inademing. Grootste besmettingsbron in een kudde zijn de virus-dragers, dit zijn persisterend geïnfecteerde dragers die met het virus geboren worden. 

Het virus kan ook via de placenta worden overgedragen op het kalf. Als een moederdier, zonder antistoffen, in aanraking komt met het BVD virus zal ze enkele dagen virus in het bloed hebben, tot haar eigen afweersysteem het virus uitschakelt. Indien de infectie van het moederdier plaatsvindt gedurende de tweede tot de zesde maand van de dracht, dan kan het gebeuren dat het kalf een virusdrager wordt. Het kalf heeft zelf nog geen afweersysteem en zal het virus als lichaamseigen beschouwen, ook na de geboorte. De afweerstoffen van het moederdier kunnen vanwege de placenta het kalf in de baarmoeder niet bereiken. Het kalf zal ook na de geboorte zelf geen antistoffen aanmaken. Vaak muteert het BVD-virus in de eerste twee levensjaren van de koe naar een zeer agressieve variant die het dodelijke 'mucosal disease' veroorzaakt.

Financiële schade

Het grootste deel van de schade door BVD wordt veroorzaakt door BVD-dragers op het bedrijf: sterfte, slechte groei en ontwikkeling en het vaker ziek zijn. Een kleiner deel wordt veroorzaakt door acute infecties, productiedaling, abortussen, slechtere vruchtbaarheid, groeivertraging, sterfte en behandelingskosten.

Dragers veroorzaken ook schade door het verspreiden van het virus naar koppelgenoten. Per gemiddeld aanwezige melkkoe varieert de schade op besmette bedrijven van 19 tot 129 euro per jaar.

Bron: GD Diergezondheid

Verschijnselen BVD

Het BVD-virus kent twee verschillende typen. In Nederland worden de meeste infecties veroorzaakt door BVD type 1. Een infectie met type 1 van een (drachtig) dier kan de volgende ziekteverschijnselen veroorzaken:

Ontsteking van de slijmvliezen, waardoor diarree, koorts, speekselen, verminderde eetlust en/of uitdroging kunnen ontstaan. Soms ontstaan ook zweren in de bek als het virus kwaadaardig is gemuteerd tot ´Mucosal Disease´ zoals te zien op de foto. Bron foto: DEPI
Afsterven en verwerpen van de vrucht meestal in de vierde tot zesde maand van de dracht. Veelal vindt dit plaats wanneer het moederdier in de eerste twee maanden van de dracht wordt besmet. Het afsterven van de vrucht kan ook worden gevolgd door mummificatie of resorptie. Verwerpen door BVD kan echter gedurende de hele dracht optreden.
De geboorte van een dragerkalf (een persistent met BVD-virus geïnfecteerd kalf). Dit gebeurt overwegend als de vrucht tussen dag 0 en 120 van de dracht wordt geïnfecteerd. Omdat infectie plaatsvindt op het moment dat het immuunapparaat van het kalf nog niet is ontwikkeld, wordt het BVD-virus als lichaamseigen beschouwd. Het kalf zal dan ook geen afweerstoffen produceren.
Geboorte van kalveren met waarneembare afwijkingen, zoals oog-, vacht- en hersenafwijkingen. Deze afwijkingen komen zowel voor bij dragers als niet-dragers.
Luchtwegproblemen bij kalveren en jongervee. BVD tast niet primair de long aan, maar door de immuniteitsverlagende eigenschappen kunnen andere infecties makkelijker toeslaan
Productiedaling
Diarree in de opfok
Sterfte.

Infecties met BVD type 2 komen in Nederland ook voor. Dit type is agressiever en veroorzaakt soms ook bloedingen, met name zwarte of bloederige diarree en bloedingen op de slijmvliezen. Besmette dieren sterven veelal binnen 48 uur.

Diagnose stellen

De diagnose BVD is op verschillende manieren te stellen en de gebruikte methode is deels afhankelijk van het bedrijfstype. Indien een individueel dier verdacht wordt van een BVD infectie wordt bloed getapt en dit wordt onderzocht op aanwezigheid van het BVD virus. Een acuut ziek dier heeft tijdelijk BVD virus in het bloed. Een kalf of pink, welke bijvoorbeeld slecht wil groeien, die verdacht wordt van BVD dragerschap hebben ook virus in hun bloed. Mocht bij een individueel dier BVD virus worden aangetoond of als BVD klachten de reden zijn om de koppel te onderzoeken dan zijn er verschillende opties. Allereerst moet in kaart worden gebracht welke dieren de virusdragers zijn. Als de dragers van het bedrijf zijn verwijderd wordt er nog regelmatig gemonitord om de BVD situatie definitief onder controle te krijgen. Er kunnen namelijk opnieuw BVD dragers geboren worden.

Tankmelkonderzoek
Er kan zowel naar antistoffen als naar virus gezocht worden. De test voor virus is zeer gevoelig en kan één virusdrager uit een koppel van 300 koeien uit de tankmelk diagnosticeren.
Bloedonderzoek
Er kan zowel naar antistoffen als naar virus gezocht worden. Omdat de antistoffen uit de biest de echte status van een kalf kunnen beinvloeden is virusonderzoek in het bloed pas mogelijk vanaf 1 maand leeftijd.
Onderzoek op organen of oorbiopten
Er is een speciale tang beschikbaar voor het oormerken van kalveren, waarbij het stukje oor dat wordt uitgedrukt bewaard blijft. Op dit stukje oor kan BVD-virus onderzoek gedaan worden, ook bij kalveren jonger dan één maand! Op gestorven dieren die zijn aangeboden voor sectie kan ook gezocht worden naar BVD virus in de organen.

Welke aanpak het meest geschikt is voor uw bedrijf kunt u het beste met uw dierenarts overleggen, neem daarvoor contact op met de praktijk.

Coccidiose

Diarree bij de oudere kalveren

Als er gesproken wordt over diarree bij kalveren, wordt er meestal diarree bedoeld die optreedt tijdens de eerste 14 levensdagen van het kalf. Kalveren kunnen echter ook op latere leeftijd diarree krijgen. Vaak is er dan sprake van Coccidiose. Maar wat is Coccidiose precies. Welke schade brengt deze eencellige parasiet nu precies aan en wat zijn de symptomen.

Coccidiose (latijnse naam Eimeria)  is een verzamelnaam voor een een-cellige parasiet, die weer onderverdeeld kan worden in verschillende subgroepen. Deze verschillende subgroepen onderscheiden zich in waar ze in de darmen aangrijpen (in de dunne darmen of in de dikke darmen) en in de heftigheid van de symptomen bij de kalveren. Als er gesproken wordt over Coccidiose dan gaat het vaak over E. zuerniiE. bovis en E. alabamensisDeze drie zorgen voor de meeste schade in de darmen van het kalf.

Infectiedruk

Kalveren kunnen te maken krijgen met coccidiose als ze een dip in hun weerstand hebben en/of als de infectiedruk van coccidiose hoog is. Vanuit de gezondheidsdienst wordt ervan uitgegaan dat de meeste bedrijven een lichte tot zware besmetting op hun bedrijf hebben. Het is dan ook de kunst om de infectiedruk van de coccidiose zo laag mogelijk te houden. Om dit te realiseren is het goed om te weten dat de coccidiose eitjes heel goed kunnen overleven in een vochtig,warme omgeving zoals strohokken, mest en afscheidingen van hout. Daarom is het ook belangrijk dat elke keer als een groep kalveren uit het strohok gaan, het strohok wordt schoongemaakt (het liefst een week leegstand) vooraleer hierin een nieuwe groep kalveren wordt geplaatst. Bij een hoge infectiedruk is desinfectie met een middel geregistreerd voor coccidiose (zoals Kenocox) nodig om de eitjes af te doden.

Weerstand

Naast de infectiedruk speelt de weerstand van de kalveren net zo'n grote rol. Meestal gaat de weerstand van het kalf even naar beneden wanneer er sprake is van een verandering in hun omgeving. Denk hierbij aan: verschillende kalveren uit hun eenling hokjes bij elkaar brengen in een groepshok (nieuwe omgeving, rangorde bepalen), als de kalveren van de melk worden gehaald, van het strohok naar de ligboxen worden gebracht. Op zulke momenten is het immuunstelsel van het kalf even onderdrukt waardoor de coccidiose zijn kans grijpt om zich te vermenigvuldigen en daardoor schade kunnen ontwikkelen in de darmen.

Wat doet coccidiose

Coccidiose zorgt er voor dat het slijmvlies van de darmen wordt aangetast. Door de aantasting van het slijmvlies kan er onvoldoende resorptie van voedingsstoffen en water plaatsvinden in de darmen. Door de onvoldoende opname van voedingsstoffen en water zult u zien dat de aangetaste kalveren dun op de mest zijn (de kleur van de mest is vaak (donker) bruin) en vermageren. In eerste instantie is er meestal op het oog niet heel veel verschil te zien in de eetlust van de kalveren. De kalveren zullen in het begin gewoon de melk opdrinken en het hooi eten. Echter als er goed geobserveerd wordt ziet u dat de kalveren minder actief zijn en minder eten dan gezonde kalveren.

Het is belangrijk om deze symptomen snel op te pikken en een adequate behandeling in te stellen. Hoe langer er afgewacht wordt hoe meer schade in de darmen ontstaat waardoor de conditie van het kalf snel afneemt. De combinatie van onvoldoende opname van voedingsstoffen en de afname in het lichaamsgewicht, zal ervoor zorgen dat het herstel van het kalf langer duurt. In het ergste geval kunnen de kalveren hieraan sterven. Kalveren die besmet zijn geweest, zullen in meerdere of mindere mate een groeiachterstand hebben opgelopen. Wat weer ervoor zorgt dat die pinken later drachtig zullen zijn.

Advies

Mocht u regelmatig een groeivertraging zien bij de oudere kalveren en dunne mest, laat de mest eens een keer onderzoeken op coccidiose. Daarnaast is het belangrijk dat als één kalf coccidiose heeft, ook de andere kalveren in het hok worden behandeld tegen coccidiose. In een groepshok kan je namelijk ervan uitgaan dat alle kalveren dan coccidiose hebben, maar dat de gevolgen per kalf afhankelijk is van hoe goed de weerstand is van het individuele kalf.

Op het plaatje aan de onderkant ziet u coccidiose onder de microscoop. De (meeste) coccidiose eitjes zijn rood omcirkeld. Op het plaatje zijn ook luchtbellen te zien deze zijn blauw omcirkeld.Verder zijn er onverteerde deeltjes en een aantal stuifmeelkorrels.

Kortom het is belangrijk om de gevolgen van coccidiose zo klein mogelijk te houden en dat is te bereiken met een goed jongvee management en op tijd behandelen wanneer het nodig is.

FAQ IBR en BVD

De meest gestelde vragen IBR en BVD bestrijding

Over de IBR bestrijdingsprogramma's leest u hier meer.

Over de BVD bestrijdingsprogramma's leest u hier meer.

1. Per wanneer ben ik verplicht deel te nemen aan een IBR en BVD bestrijdingsprogramma?

Vanaf 1 april 2018 is het verplicht om IBR te bestrijden bij melkvee. De meeste Nederlandse zuivelondernemingen stellen eveneens per 1 april 2018 deelname aan een BVD bestrijdingsprogramma verplicht.  Uw zuivelonderneming brengt u op de hoogte van de voorwaarden. Voor vleesveehouders gaat de verplichte bestrijding van IBR pas in 2019 in. Voor vleesveebedrijven is deelname aan de bestrijding van BVD vooralsnog op vrijwillige basis. Deelname wordt gestimuleerd door marktwerking en een subsidieregeling. Vanaf 2020 gaat het SBK via de kwaliteitsregeling vitaal kalf eisen dat BVD wordt bestreden in de vleeskalverhouderij.

2. Ik ben melkveehouder en ik heb nog geen status voor IBR, wat is de beste eerste stap?

Neemt u nog niet deel aan een IBR bestrijdingsprogramma, en weet u niet wat uw huidige status is, dan is het advies allereerst de tankmelk op IBR antistoffen te laten onderzoeken. Daarna kunt u instromen in één van de drie mogelijke bestrijdingsroutes.

3. In mijn tankmelk zijn IBR antistoffen aangetroffen bij het eerste onderzoek. Ik kan nu alleen nog kiezen voor de bestrijdingsroute met vaccinatie. Hoeveel jaar ben ik dan aan het vaccineren?

In theorie moet u halfjaarlijks blijven vaccineren tegen IBR, tot uw gehele veestapel zich vernieuwd heeft.  Gemiddeld zal dat zo’n zes tot acht jaar zijn. Na ongeveer drie jaar heeft het zin om een steekproef  te doen en te onderzoeken hoe zwaar de besmetting nog is. De steekproef bestaat uit 20 koeien op antistoffen in het bloed controleren: tien vaarzen die ten minste drie maanden in de koppel melkvee lopen, acht tweede kalfskoeien en twee oudere koeien. Afhankelijk van de uitkomst van de steekproef kunt u eventueel overstappen naar een andere route tot IBR-vrij.

4. Ik ben melkveehouder en ik heb nog geen status voor BVD, wat is de beste eerste stap?

Neemt u nog niet deel aan een BVD bestrijdingsprogramma, en weet u niet wat uw huidige status is, dan is het advies allereerst de tankmelk op BVD antistoffen te laten onderzoeken. U kunt dit zelf komen brengen. Is de dierenarts de komende tijd toch bij u op het bedrijf? Dan is het advies om naast het tankmelkonderzoek ook vijf pinken tussen acht tot twaalf maanden leeftijd, op antistoffen tegen BVD  in het bloed te testen.  Afhankelijk van de uitkomst is meer onderzoek nodig, of kunt u direct instromen in één van de vier mogelijke bestrijdingsroutes.

5. Mag ik zelf tankmelk inleveren op de praktijk voor onderzoek op IBR antistoffen, of moet de dierenarts dit monster nemen?

U mag zelf een tankmelkmonster nemen en dit aan de balie in de vestiging Benschop of Oudewater inleveren. Let op: u heeft voor dit tankmelkmonster een speciale tankmelkmonsterbuis nodig, met een tabletje conserveringsmiddel. Schep de melk niet direct met de buis uit de tank, het tabletje conserveringsmiddel kan dan uit de buis vallen. Eventueel kunt u het zelf brengen in een schoon flesje, dan wordt het op de praktijk overgedaan in een buis met conserveringsmiddel.

6. Ik ben gewetensbezwaard wegens mijn geloof en wil niet vaccineren tegen IBR of BVD, wat moet ik doen?

U moet uw bezwaren melden bij uw zuilvelonderneming voor afspraken op maat.

7. Ik wil tegen BVD vaccineren, welke bestrijdingsroutes zijn dan nog mogelijk?

Alle vier de routes naar BVD vrij, kunnen zonder vaccineren worden doorlopen. Soms kan het wel helpen om BVD te vaccineren en zo sneller van problemen met BVD af te komen. Indien gebruik wordt gemaakt van een vaccinatie met levend virus (Bovela), is de route 2 (tankmelkonderzoek), niet mogelijk. Route 3 (jongvee antistoffen) kan enkel als de eerste BVD vaccinatie na acht maanden pas wordt gegeven. Eerst moeten de pinken worden bloedgetapt, voordat ze kunnen worden gevaccineerd. De Bovela vaccinatie zorgt voor antistoffen die in het bloed te vinden zijn en ook via de melk worden uitgescheiden.  Indien wordt gevaccineerd met een geïnactiveerd BVD virus (Bovilis), worden vaak pas na langdurig vaccineren antistoffen tegen BVD in de tankmelk gevonden. Het is echter niet precies te zeggen wanneer en óf de antistoffen in de tankmelk worden gevonden. Alle routes zijn mogelijk, tot antistoffen in de tankmelk worden gevonden, dan moet worden overgestapt naar route 1, 3 of 4. Let op: ook voor route 2 geldt hier dat de eerste BVD vaccinatie na acht maanden, dus na bloedname, pas wordt gegeven.

8. Mijn tankmelk was de laatste tijd keurig vrij van antistoffen tegen IBR, nu heb ik plotseling een positieve uitslag. Wat moet ik doen?

De tankmelk wordt op korte termijn opnieuw gecontroleerd om een vals- positieve uitslag uit te sluiten. Indien de tankmelk ook bij de tweede test IBR antistoffen bevat, moet u overstappen naar de route vaccinatie.

9. Ik wil BVD vrij worden, en was al deelnemer aan het BVD-vrij certificeringsprogramma, wat verandert er voor mij?

Per 1 april mag u jongvee alleen nog doormiddel van oorbiopten laten controleren op BVD-virus. Voorheen kon dit ook met bloedonderzoek, nu niet meer. Ook stierkalveren en verworpen vruchten moeten worden gecontroleerd met oorbiopten. Voor de verwerpers heeft uw dierenarts speciaal blanco oormerken in huis. De dierenarts komt verwerpers oormerken. De visite is verplicht in het kader van brucellose bestrijding en wordt vergoed vanuit de overheid.

10. Ik heb een vraag over de mogelijkheden voor bestrijding van IBR en BVD op mijn bedrijf, wie moet ik dan benaderen?

Het verstandigste is eerst te bellen met de gezondheidsdienst voor dieren via 0900-1770. U kunt daar alle vragen stellen over de verschillende mogelijke routes, en direct uw keuze doorgeven. Als u desondanks nog vragen heeft kunt u contact opnemen met de praktijk.

11. Wat zijn de kosten van de verschillende bestrijdingsprogramma’s?

Kosten van de bestrijding van IBR zijn afhankelijk van:

De bedrijfsgrootte (bij eenmalige kosten en vaccineren)
De route naar IBR-vrij die wordt gevolgd
De gekozen aanbieder, als er meerdere zijn (dierenartsen en laboratoria).

Onderstaande bedragen geven een orde van grootte aan van de optelsom van kosten, waarbij is uitgegaan van een melkveebedrijf met 95 melkkoeien en 65 stuks jongvee.

De snelste route om vrij te worden is de route ‘intake bloed, bewaking tankmelk’. Kosten voor het intake gedeelte bestaan uit kosten voor monstername en diagnostiek van de te onderzoeken dieren: eenmalig €1350,-.  Het bedrijf heeft ook kosten voor het beheer van de status en voor het maandelijks tankmelkonderzoek. Deze kosten bedragen circa €250,- per jaar.
Een minder snelle route om IBR-vrij te worden verloopt via de route ‘tankmelk’. Jaarlijkse kosten bestaan uit kosten voor het beheer van de status en tankmelkonderzoek: circa €250,- per jaar. Als het bedrijf de stap naar IBR-vrij maakt (dit kan na twee jaar) komen daar de kosten voor monstername en diagnostiek voor dieren ouder dan zes jaar bij: eenmalig circa €225,- .
Vaccinerende bedrijven hebben vaccinatiekosten en kosten voor registratie en beheer van de status. De orde van grootte van deze kosten is circa €2100,- per jaar.

Kosten voor het testen van aangevoerde dieren van een lagere status en eventuele afvoer van besmette runderen variëren per bedrijf en zijn niet opgenomen in de genoemde bedragen.

Kosten van de bestrijding van BVD zijn afhankelijk van:

De bedrijfsgrootte
De route naar BVD-vrij die wordt gevolgd
De gekozen dienstverlener als er meerdere zijn (dierenartsen en laboratoria).

Onderstaande bedragen geven een orde van grootte aan van de optelsom van kosten, waarbij is uitgegaan van een melkveebedrijf met 95 melkkoeien en 65 stuks jongvee.

De snelste route (één jaar) om vrij te worden is de route ‘intake virus, bewaking jongvee antistoffen’. Kosten voor het intake gedeelte bestaan uit kosten voor monstername en diagnostiek van de te onderzoeken dieren: eenmalig €1600,-., afhankelijk van de bedrijfsgrootte. Als de gebruikte tankmelk test op virus een ongunstige uitslag oplevert, komt hier nog circa €900,- bij. Het bedrijf heeft ook kosten voor het beheer van de status en voor het halfjaarlijks steekproef onderzoek: circa €325,- per jaar.
Een minder snelle route (twee jaar) om BVD-vrij te worden verloopt via de route ‘jongvee antistoffen’. Jaarlijkse kosten voor statusbeheer en steekproef bloedonderzoek bedragen circa €325,-. Als dit goed verloopt zijn er geen extra eenmalige kosten.
Een andere minder snelle route (twee jaar) om BVD-vrij te worden verloopt via de route ‘tankmelk’. Jaarlijkse kosten bestaan uit kosten voor het beheer van de status en tankmelkonderzoek: circa €125,- per jaar. Als dit goed verloopt zijn er geen extra eenmalige kosten.
Via de route ‘oorbiopten’ is de meeste tijd nodig om BVD vrij te worden: 34 maanden minimaal. Kosten voor deze route bestaan uit kosten voor diagnostiek op oorbiopten van alle geboren kalveren en het beheer van de status:  circa €1050,- per jaar, afhankelijk van de bedrijfsgrootte.

Bovenstaande kosten gelden als de route succesvol wordt doorlopen. Kosten voor bijvoorbeeld het testen van aangevoerde dieren van een lagere status en voor het testen van moeders van dragers (indien aan de orde) variëren per bedrijf en zijn buiten beschouwing gelaten.

IBR

IBR - Infectieuze Boviene Rhinotracheïtis

IBR, ook wel koeiengriep genoemd, is een virusinfectie bij rundvee waarbij voornamelijk de voorste luchtwegen zijn aangedaan. Vaak gaat het virus door het koppel zonder dat er zichtbare verschijnselen worden opgemerkt. Soms worden alleen vruchtbaarheidsproblemen of een verminderde melkgift gezien. De meeste uitbraken treden tijdens de stalperiode op. De hoge koorts, evt. verwerpers en productiedaling zorgen voor een flinke schadepost als een bedrijf een uitbraak doormaakt, of persisterend besmet is. De schade door IBR op niet-vrije bedrijven bedraagt ca. €20,- tot €40,- per aanwezige koe per jaar en op vrije bedrijven tijdens een uitbraak: €50,- tot > €200,- per koe (Bron: MSD Animal Health).

Landelijke bestrijding

Vanaf 1 april 2018 is het verplicht om IBR te bestrijden bij melkvee. De zuivelondernemingen stellen eveneens deelname aan een BVD bestrijdingsprogramma verplicht. Neemt u nog niet deel aan een IBR bestrijdingsprogramma, en weet u niet wat uw huidige status is, dan is het advies allereerst de tankmelk op IBR antistoffen te laten onderzoeken. Daarna kunt u een keuze maken:

IBR-vrij (route intake bloed en bewaking tankmelk): geschikt voor bedrijven met minder dan tien procent besmette dieren in de te onderzoeken koppel.
IBR-vrij (route tankmelk): geschikt voor bedrijven waar geen antistoffen in tankmelk worden gevonden.
IBR-vrij (route vaccinatie): voor overige bedrijven.
IBR- vrij niet melkleverend bedrijf

Lees ook de veelgestelde vragen!

Status Betekenis
In onderzoek Het bedrijf voert de voorgeschreven acties uit voor het behalen van een onverdachtstatus (route 2) of vrijstatus (route 1 en 2). Of het bedrijf heeft zich aangemeld voor vaccinatie, maar heeft de eerste vaccinatieronde nog niet uitgevoerd.
Onverdacht Het bedrijf heeft alle voorgeschreven acties uitgevoerd, met het gewenste resultaat, om de onverdachtstatus te behalen volgens route 2; vervolgens heeft het bedrijf alle voorgeschreven acties om die status te behouden uitgevoerd met het gewenste resultaat.
Vrij Het bedrijf heeft alle voorgeschreven acties uitgevoerd, met het gewenste resultaat, om de vrijstatus te behalen, volgens route 1 of 2; vervolgens heeft het bedrijf alle voorgeschreven acties om die status te behouden uitgevoerd met het gewenst resultaat.
Observatie Na bijvoorbeeld een ongunstige laboratoriumuitslag of een aanvoer van een niet-vrij bedrijf kan niet meer met zekerheid worden gezegd dat een bedrijf IBR-vrij of IBR-onverdacht is. Het bedrijf krijgt dan de observatiestatus en er is verificatie nodig om een nieuwe besmetting uit te sluiten. Als het resultaat van de verificatie of de aanvullende actie gunstig is, krijgt het bedrijf de onverdachtstatus of vrijstatus terug; is het resultaat ongunstig, dan vervalt de vrijstatus of onverdachtstatus. Wordt verzuimd de gewenste actie uit te voeren, dan wordt de status 'onbekend'.
Vaccinerend Het bedrijf heeft niet gekozen of kunnen kiezen voor de status IBR-onverdacht of IBR-vrij en heeft de eerste koppelvaccinatie uitgevoerd. Daarna heeft het bedrijf tijdig vervolgvaccinaties uitgevoerd.
Onbekend Als het bedrijf deelneemt aan de bestrijding en een status vaccinerend, vrij, onverdacht, observatie of in onderzoek heeft, maar verzuimt om de bijbehorende actie tijdig uit te voeren. Of als het bedrijf niet deelneemt aan de bestrijding omdat er dan over het bedrijf geen andere informatie beschikbaar is.

NB1: Melkveebedrijven die een veterinaire eenheid vormen met een ander bedrijf, dienen zich beiden aan hetzelfde bestrijdingsprogramma te houden

NB2: Gewetensbezwaarden, die wegens hun geloofsovertuiging hun dieren niet willen vaccineren, dienen zich te melden bij hun zuilvelonderneming voor afspraken op maat

Veebewegingen

IBR-vrije en IBR-onverdachte bedrijven dienen dieren afkomstig van niet IBR-vrije bedrijven, na aanvoer te onderzoeken op gE-antistoffen. Vanaf het moment van aanvoer krijgt het bedrijf de status IBR-observatie. Hiermee is de IBR-vrijstatus of IBR-onverdachtstatus opgeschort. Indien het dier geen antistoffen heeft, krijgt het bedrijf de oorspronkelijke status terug. Heeft het dier wel antistoffen dan moet het dier worden afgevoerd. Indien vier tot acht weken na afvoer bij vervolgonderzoek geen gE-antistoffen worden aangetoond, krijgt het bedrijf de oorspronkelijke status terug. Het vervolgonderzoek bestaat uit tankmelkonderzoek of een steekproef van drie dieren, afhankelijk van de leeftijd van het afgevoerde dier.

Meer informatie is te vinden op www.ibrbvd.nl

Waar moet u op letten bij de verspreiding van IBR

Het IBR virus heeft als belangrijke eigenschap dat een groot aantal dieren dat een besmetting met IBR heeft doorgemaakt drager blijft van het virus. Het IBR virus geeft bij een infectie vooral ontstekingen aan de slijmvliezen. Hierna trekt het virus zich terug en nestelt zich in de zenuwknopen in het lichaam. Wanneer het virus hier zit worden er geen virussen meer uitgescheiden door het rund en worden er geen andere dieren besmet. Echter bij weerstandsvermindering kan het virus weer tevoorschijn komen en zich verspreiden naar andere dieren. Derhalve is ieder dier dat ooit in aanraking is geweest met het IBR virus een bron van waaruit opnieuw het virus verspreid kan worden.

Via de lucht
Het virus kan via de lucht verspreid worden maar het zijn zeer korte afstanden (enkele meters). Hierin zit gevaar bijvoorbeeld in geval van naast elkaar weiden of bedrijven die zeer dicht bij elkaar zitten.
Direct contact
De belangrijkste verspreidingsroute is via vee, dus bedrijven die aankopen of uit-en inscharen lopen een risico. Denk hierbij ook aan een mogelijk IBR besmet dier in de veekar van de handelaar of in de bak van de Rendac.
Materiaal schoonhouden
Ook mensen en materialen kunnen IBR verslepen voornamelijk door bijvoorbeeld snot aan kleding.

Belangrijk is dus zolang er nieuwe bedrijven besmet raken om het bedrijf zoveel mogelijk gesloten te houden. Dat wil zeggen geen aankoop, geen veekeuring ed. Weer zoveel mogelijk bezoekers uit de stal, degenen die echt naar binnen moeten, moeten bedrijfskleding aan. Dit geld ook voor "korte bezoekjes" en mensen die op de voergang blijven (juist aan de voorkant van de dieren) zoals de voeradviseur of de KI.
Breng af te leveren kalveren of koeien zoveel mogelijk naar de weg, zodat de handelaar de stal niet in hoeft.

Vaccineren

Als dit niet mogelijk is of ligt bedrijf binnen enkele meters van een ander (risico)bedrijf, verdient het aanbeveling om te enten. Met behulp van een neusenting kan uw koppel al vier tot zeven dagen na de enting beschermd zijn tegen de ernstige gevolgen van IBR. Neem voor informatie over de mogelijkheden van vaccineren contact op met de praktijk.

Kalverdiarree

Wat is kalverdiarree?

Allereerst: wat is kalverdiarree nu eigenlijk? Diarree is dunne, waterige ontlasting die veel vaker komt dan u gewend bent. In een darm van het kalf bestaat een nauw evenwicht tussen de opname van vocht (resorptie) en afgifte van darmsappen (secretie: ongeveer zes liter per uur). Dit evenwicht kan door vele besmettelijke (zoals virussen), of niet besmettelijke oorzaken (zoals voedingsdiarree) verstoord worden. Het gevolg is het verlies van een (grote) hoeveelheid vocht met de ontlasting: diarree. We geven een overzicht van de meest voorkomende oorzaken van diarree bij het kalf. Hier rechts kunt u ook een kort filmpje met uitleg over kalverdiarree bekijken.

Let op, onderstaand overzicht is sterk versimpeld weergegeven. Zo wordt deze complexe materie makkelijker om te begrijpen en kunnen we u hopelijk helpen verschillende soorten diarree bij uw kalveren te onderscheiden.

Welke verschillende oorzaken zijn er?

Niet-infectieuze oorzaken kalverdiarree

Voedingsfouten
wisselende voertijden, mengfouten, gebruik van vuil materiaal /leidingen, verkeerde drinktemperatuur, overvoeren (meer dan vier liter bij de eerste voeding, meer dan twee liter bij volgende voedingen), gemengd aanbieden van melk en ruwvoer, geen gebruik van de speenemmer
Voedingsdiarree
gewenning aan de melkpoeder gedurende de eerste week
Huisvesting
vocht, tocht, vervuilde materialen
Medicijnen
bijwerkingen, verkeerde toepassing van sommige antibiotica
Urinedrinken
door een verstoorde vochtbalans

Infectieuze oorzaken kalverdiarree

Virussen
Rota, Corona, BVD
Bacteriën
E-coli, Salmonella typhimurium, Salmonella dublin
Protozoa
Cryptosporidiose, Coccidiose
Wormen
Maagdarmwormen, NB: dit is pas mogelijk na weidegang

Hoe voorkom je voedingsdiarree bij je kalveren?

U kunt zelf door schoon te werken en de juiste voeding te gebruiken veel ellende voorkomen. Hoewel veel logisch zal klinken, herhalen we hier een aantal principes die nodig zijn om uw kalveren gezond te voeren.

Biest

De gezondheid van jonge kalveren wordt in grote mate bepaald door twee factoren: goede voeding van het moederdier in het laatste trimester van de dracht en een goede biestverstrekking. De kwaliteit van de biest wordt beter als het moederdier goed gevoerd is in de droogstand.

Antistoffen uit de biest worden door het kalf in de eerste 24 uur opgenomen in het bloed. De beste opname is echter al in de eerste twaalf uur. Biest van de eerste melkbeurt bevat de hoogste concentratie antistoffen. Voer de biest van de eerste maal dan ook de eerste dag. Melk de biest van de koe de eerste maal helemaal uit. De biest van de tweede maal bevat namelijk de helft minder antistoffen, óók als de koe de eerste keer niet leeggemolken is! De biest van de tweede maal kan de dagen daarna worden gevoerd, mits gekoeld bewaard.

Daarom geldt voor biest: VEEL - VLUG - VAAK - VERS. Daarmee wordt bedoeld: ten minste twee liter biest, binnen een uur na de geboorte, minimaal drie keer per dag, direct gevoerd of gekoeld bewaard. Een kalf krijgt de eerste dag nooit teveel biest en zou dus zoveel moeten krijgen als het kalf lust. Let op: nuchtere kalveren kunnen maximaal drie liter biest per voedingsbeurt hebben. Wordt er bijvoorbeeld met de sonde meer ingedrukt, dan kan dit ook verteringsklachten geven. Alleen de allereerste voeding is een uitzondering, dan kan vier liter gegeven worden met de sonde. Een goed biest schema is: twee tot vier liter binnen een uur, nog eens twee liter binnen zes uur en opnieuw twee liter binnen twaalf uur na de geboorte. De tweede levensdag wordt ook nog biest gevoerd. Wordt het kalf 's nachts geboren? Wacht niet tot de volgende ochtend met biest geven! Dit zet het kalf direct op een enorme (gezondheids)achterstand. Na twee dagen volop biest te hebben verstrekt ga je over op hetzij volle melk, hetzij kunstmelk. Het toevoegen van biest kan dan zinvol zijn voor wat extra weerstand in de darm zelf. Het gaan dan om een kwart liter biest toegevoegd aan drie liter (kunst)melk.

Het beste is de biest van eigen moeder. Is dit niet mogelijk, dan (ingevroren) biest van een andere koe van uw eigen bedrijf. De kans dat de biest dan antistoffen bevat tegen bedrijfsgebonden kiemen is dan het grootst. De rest van de eerste levensweek wat biest bij de melk (drie liter) mengen ondersteunt de afweer in de darm. Let op: als biest langer dan 28 dagen ingevroren wordt, halveert de concentratie antistoffen! Invriezen is dus alleen geschikt om de biest op korte termijn langer houdbaar te maken.

Heeft u uw koeien voor afkalven gevaccineerd met Rotavec? Leest u dan verderop in dit artikel hoe u de biest het makkelijkst 14 dagen lang kunt voeren. Essentieel om optimaal effect te hebben van de vaccinatie.

Samengevat: veel (drie liter), vlug (binnen een uur), vaak (drie maal daags), vers (direct of opgewarmd uit de koeling), biest van eigen moeder

Elektrolyten

Indien het kalf in de eerste levensweek diarree ontwikkelt kan het helpen om het kalf elektrolyten te voeren. Dit zijn stoffen die helpen om uitdroging tegen te gaan of zelfs te verhelpen. Elektrolyten zijn bedoeld om de vochtbalans in het kalf te herstellen en géén volwaardige vervanger van melk! Geef daarom ook bij diarree altijd kleine hoeveelheden melk (bijvoorbeeld tweemaal daags een halve tot één liter melk). Dit geeft het kalf niet alleen energie, maar houdt ook de vertering van eiwitten op gang. Zonder het geven van melk worden de verteringssappen niet aangemaakt, waardoor het verteren van de melk na het opstarten langer duurt en de groei en weerstand langer verminderd is. Kies daarom een product wat u zowel met water als met melk kunt mengen. Een uitgedroogd kalf met diarree heeft zes tot tien liter vocht per dag nodig, dus zorg dat je veel porties van twee liter elektrolyten geeft! Als het kalf terug kan overschakelen naar melk, doe dit dan geleidelijk door ze een dag half elektrolyten, half melk te voeren. Vergeet bovendien niet de bijsluiter lezen. Iedereen weet het, niemand doet het. Toch helpt het om de elektrolyten juist te doseren en voerfouten te voorkomen. Er zijn veel verschillende soorten elektrolyten te koop, met verschillende effectiviteit. Overleg met de dierenarts welk product het best geschikt is in uw situatie.

Samengevat: voer enkel elektrolyten die ook met melk gemengd kunnen worden en wen het kalf rustig terug naar melk door 50%-50% te voeren. Lees de bijsluiter.

Werk schoon

Melk is een vers product wat snel bederft. Zeker bij temperaturen boven de 7°C moet verse melk én biest gekoeld bewaard worden tot het wordt gevoerd. Voor de melk gevoerd wordt, dient deze te worden opgewarmd naar 38-40 °C. Let op: antistoffen in de melk gaan kapot als de melk te heet wordt! Laat melk daarom nooit opwarmen in de magnetron of in heet water (>80°C) of tot boven 45°C. Opwarmen kan au-bain marie, door flessen melk in warm water rustig te laten opwarmen, of gebruik een melk- of biestverwarmer.

Gebruik schone emmers, schone spenen. Dit voorkomt besmetting van kalf naar kalf, maar voorkomt ook bacteriegroei in de materialen zelf. Spoel drinkemmers dagelijks met heet water schoon en verwijder aangekoekte resten. Mocht melk niet helemaal opgedronken zijn, gooi dit dan weg én maak de emmer schoon, voor je verse melk voert.

Samengevat: melk gekoeld bewaren tot gebruik en nooit hoger verhitten dan 45°C, gebruik schone emmers en gooi melk van een voorgaande voerbeurt weg

Welke vaccinaties zijn mogelijk om diarree te voorkomen?

Er zijn vaccinaties beschikbaar die de bestrijding van sommige vormen van kalverdiarree kunnen ondersteunen. Laat duidelijk zijn dat vaccineren alleen nooit genoeg is om diarree onder controle te krijgen. Het is een extra steuntje in de rug naast optimalisering van de hygiëne rondom afkalven en op stal, biestmanagement en voerbeleid. Er zijn twee verschillende vaccins die kunnen helpen bij kalverdiarree, afhankelijk van de ziekteverwekker. Goede biestvoorziening is vereist om goed resultaat te krijgen van de vaccinatie.

Rotavec Corona

Helpt bij diarree veroorzaakt door rota- en coronavirus en E.coli

Het vaccin wordt gebruikt bij drachtige koeien en vaarzen om antilichamen aan te maken. De koeien moeten één tot drie weken voor de geboorte van het kalf eenmalig worden gevaccineerd. Op die manier worden antistoffen tegen E. coli, rotavirus en het coronavirus in de biest meegegeven aan het kalf. De kalveren moeten de eerste twee levensweken, elke dag de biest met antistoffen binnen krijgen. De melk die hiervoor gebruikt kan worden is van de eerste zes tot acht melkbeurten. Alleen dan is het vaccin goed werkzaam. Mocht er van de eerste twee malen biest nog melk over zijn, vries dit in als ijsblokjes. Zo kun je de eerste 14 dagen eenvoudig sterk geconcentreerde biest aan de melk van het kalf toevoegen. De biest van de derde tot de achtste melkbeurt kunt u deels in de koelkast bewaren en deels invriezen (een halve tot één liter porties). Zo kan dagelijks zo'n tweeënhalf liter melk met hoge concentratie antistoffen aan het kalf gegeven worden, minimaal twee weken lang.

Het effect van het vaccin is pas optimaal als alle afkalvende dieren vooraf zijn gevaccineerd. Zo wordt de infectiedruk op het gehele bedrijf verlaagd. Omdat de darmgezondheid van de kalveren in de eerste weken minder onder vuur ligt bij gebruik van Rotavec, is de weerstand tegen andere darmaandoeningen zoals cryptosporidium vaak beter. Dit is niet wetenschappelijk aangetoond, maar we merken dat dit in de praktijk vaak wel zo uitpakt.

BVD

Er zijn verschillende vaccins tegen BVD beschikbaar. In onze praktijk wordt voornamelijk gebruik gemaakt van Bovela. Dit vaccin kan al vanaf drie maanden leeftijd worden gegeven en beschermd het gevaccineerde dier een jaar lang tegen BVD. Op deze manier kun je voorkomen dat koeien drager worden van BVD virus. Voor meer informatie over BVD kijkt u hier.

Hoe weet ik of mijn kalf voldoende biest heeft gekregen?

Of je kalf voldoende antistoffen (eiwitten) uit de biest heeft kunnen opnemen hangt af van de concentratie antistoffen in de biest, en de hoeveelheid biest die het kalf heeft binnengekregen. Dikke biest bevat meer antistoffen dan dunne biest. We kunnen de concentratie antistoffen in de biest eenvoudig meten met een sneltest op stal. Ook kunnen we als het kalf twaalf tot 24 uur oud is een bloedcontrole doen om te zien of de afweerstoffen uit de biest in het bloed zijn opgenomen. Door dit voor een groep verse koeien en kalveren te testen (minimaal vijf) krijg je inzicht in de biestkwaliteit en het biestmanagement. Zo kunnen gezondheidsproblemen bij de kalveren worden voorkomen. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met uw dierenarts.

Wanneer treedt welke vorm van besmettelijke diarree op?

Alle ziekteverwekkers die diarree veroorzaken hebben hun eigen 'snelheid'. Het moeilijke woord daarvoor is incubatietijd en dat wil zeggen: de tijd die nodig is na besmetting tot de eerste verschijnselen optreden. Zo zijn verschijnselen van E.coli soms al na één dag na de geboorte te zien, maar diarree door coccidiose zien we op zijn vroegst pas na drie weken. Gemiddeld genomen geldt de volgende volgorde van voorkomen:

E. coli
eerste levensdag(en)
Rota, Corona, Salmonella
eerste levensweek
Cryptosporidiose
rond één week leeftijd
Coccidiose
na een maand
Wormen
na een maand, NB: dieren moeten dan wel weidegang hebben

Wat betekent bloed bij de mest?

Bloed bij de mest kan alleen als er zoveel darmschade is dat de darmwand gaat bloeden. Salmonella infecties en coccidiose (Eimeria spp.) zijn berucht omdat ze heftige, bloederige diarree veroorzaken. Ook bij rota en coronavirus infecties kan soms wat bloed in de mest worden gevonden. Bloederige diarree is in elk geval altijd reden om contact op te nemen met uw dierenarts.

Hoe herken je uitdroging door diarree?

Afhankelijk van de oorzaak kunnen deze verschijnselen mild tot zeer snel (binnen enkele uren) verlopen. De volgorde waarin de verschijnselen optreden bij vochtverlies via de darm zijn:

Lusteloosheid
Verminderde eetlust
De zuigreflex is zwak of afwezig
Koude neus oren en poten als gevolg van een verminderde bloeddoorstroming
Uitdrogingsverschijnselen (diepliggende ogen, verminderde huidelasticiteit)
Hijgen als gevolg van een compensatie van de verzuring van het kalf
De kalveren worden slap en liggen veel
In de eindfase treedt onderkoeling op (< 38°C) eventueel overgaand in shock.

Hoe verlaag je het risico op besmetting?

Daarvoor is het optimaliseren van de huisvestiging en hygiëne van groot belang.

Schone afkalfstal - dikke laag vers stro, liever geen potstal en niet dezelfde stal als waar de zieke koeien liggen
Schoon materiaal en hokken - droog houden van stal en roosters
Individuele huisvesting gedurende ten minste één week
Looproutes van jong naar oud
Altijd streven naar all in - all out
Reinigen en desinfecteren hokken (meeste desinfectiemiddelen zijn niet effectief tegen Cryptosporidiose, dus gebruik een speciaal middel (zoals Kenocox) als dit een rol speelt op het bedrijf). De hokken na reiniging ook een week laten drogen is extra effectief tegen ziektekiemen.
Contoleer melkaanmaak en verstrekking
Reiniging van het voersysteem en zorgen voor optimale hygiëne
Indien de weersomstandigheden het vragen de stal bijverwarmen of kalverdekjes opdoen

Hoe kan ik diarree behandelen?

De behandeling is erop gericht het kalf zo snel mogelijk te laten herstellen door de vochtbalans op peil te brengen en de darmflora te normaliseren. Daarnaast zal een eventuele ziekteverwekker moeten worden bestreden. Om verdere infecties te voorkomen is hygiëne op stal zeer belangrijk en zijn er voor sommige ziekteverwekkers vaccinaties beschikbaar. Het is belangrijk om snel, dus bij de eerste verschijnselen, te starten met de behandeling. Hoe eerder de behandeling wordt ingezet, des te beter het resultaat.

Maatregelen:

1 Op peil brengen van de vocht- / elektrolytenbalans. De hoeveelheid vocht dient voldoende te zijn voor onderhoud en ter compensatie van verliezen (dit kan bij een kalf van 50 kg oplopen tot tien liter per dag). Het is belangrijk het vocht meerdere keren per dag te verstrekken.
2 Toedienen van een pijnstiller als Rimadyl of Kelafen en soms een darmontspanner zoals Buscopan
3 Verwarm het kalf door het droog, in een dikke laag stro te leggen. Bijverwarmen met een gaskap, kalverdekje of warmtelamp voorkomt onderkoeling
4 Bij zeer slappe kalveren die in korte tijd veel vocht verloren hebben kan de toediening van een elektrolyteninfuus door de dierenarts levensreddend zijn. De nazorg van een kalf dat een infuus heeft gehad is enorm belangrijk.
5 Medicijnen die de ziekteverwekker aanpakken zoals Halocur (tegen crypto), Baycox (tegen coccidiose), ontworming en soms antibiotica (bijvoorbeeld bij Salmonella).

Leverbot

Leverbot komt in Nederland steeds meer voor. Het is een parasiet die (chronische) leverziekte veroorzaakt en bij herkauwers veel schade aanricht. Vanwege toenemende resistentie van leverbot, voor de beschikbare medicijnen, wordt het steeds belangrijker om op tijd de eerste verschijnselen te signaleren, correcte diagnostiek te doen en passend te behandelen.

Cyclus

De leverbot (Fasciola hepatica) is een platworm die leeft in de galgangen van de lever van de koe. Via de galgangen komen de eitjes in het maagdarmkanaal en worden zo met de mest uitgescheiden. Binnen twee tot vier weken ontwikkelen de eitjes zich tot larven (trilhaarlarve). Hoe snel dat precies gaat is afhankelijk van de temperatuur en vochtigheid. Deze larven leven in het water en besmetten vervolgens de leverbotslak (Galba trunculata), zie foto onder, bron: boerenvee.nl. In de slak vindt vervolgens weer een vermenigvuldiging plaats en zo kunnen er uit één besmette slak meerdere larven vrijkomen die besmettelijk zijn voor het rund. Deze zogenaamde cercaria of staartlarven hechten zich vast aan het gras op de overgang van water naar land en vormen daar cysten. De ontwikkeling in de slak duurt ongeveer twee maanden. De cysten die de cercaria vormen kunnen maandenlang overleven.

Als een koe gras eet waar cystes op vastzitten, komen de jonge leverbotjes in de darm uit de cyste. Ze doordringen de darmwand en komen zo in de buikholte waarna ze een trektocht maken naar en door de lever. Uiteindelijk worden ze in de galgangen volwassen en gaan daar eitjes produceren.

Op het plaatje hieronder is schematisch de leverbot cyclus te zien, bron foto: renevanasselt.nl

Symptomen

Bij runderen is in het algemeen sprake van chronische leverbot infecties. Dat wil zeggen dat de besmetting niet heel ernstig is en gedurende een langere periode aanwezig is. Vaak verloopt een besmetting dan ook zonder duidelijke verschijnselen. De dieren “doen het niet”, het haarkleed wordt dof en de productie kan tegenvallen. Jongere dieren zijn gevoeliger voor de infectie en zullen in het algemeen duidelijkere verschijnselen laten zien. In ernstige gevallen kunnen de dieren lijden aan bloedarmoede en door eiwitgebrek kan vochtophoping (oedeem) tussen de kaaktakken en aan het kossem ontstaan.

Op de foto hieronder is een aangetaste lever met verkalkte galgangen te zien. Dit is duidelijk zichtbaar aan de lever als een koe geslacht is en is een reden om de levers af te keuren. Bron: melkvee.nl

Diagnostiek

Er zijn verschillende mogelijkheden om er achter te komen of uw koppel last heeft van een leverbotinfectie.

Tankmelkonderzoek op antistoffen

Het grote voordeel hiervan is dat je met weinig moeite (inleveren buisje melk) en relatief lage kosten (alle koeien die in de tank gemolken worden, worden in één keer getest) een indruk krijgt van de status van de koppel. Als meer dan 10% van de koeien antistoffen heeft wordt de tank als positief aangemerkt. Nadeel van de test is dat je de antistoffen aantoont en niet de leverbot zelf. Deze antistoffen kunnen tot twee jaar na een infectie aanwezig blijven terwijl de leverbot al weg is.

Bloedonderzoek op antistoffen

Ook via individuele bloedmonsters kan er op antistoffen getest worden, voordeel hiervan is dat je weet welke dieren degene zijn met antistoffen. Ook hier geldt dat de antistoffen nog aangetoond kunnen worden als de leverbot niet meer aanwezig is. Dit onderzoek wordt in het algemeen ook gebruikt om een indruk van de koppel te krijgen door van drie tot vijf dieren bloed te laten onderzoeken. Dit kan gecombineerd worden met andere onderzoeken (uit één vol buisje bloed kunnen ongeveer vijf andere testen gedaan worden).

Mestonderzoek op leverboteieren

Het voordeel van mestonderzoek is dat als er eieren gevonden worden in de mest, je ook zeker weet dat er (volwassen) leverbotten in het dier aanwezig zijn.

Doordat de leverbotten in de galgangen zitten kan het zijn dat ze niet elke dag met de mest uitgescheiden worden en dat het mestonderzoek vals negatief uitpakt. Dit is te voorkomen door niet de mest van één dier maar van drie tot vijf dieren tegelijk te onderzoeken.

Een nadeel is dat de dieren ook last hebben van de larven die een trektocht door de lever maken maar aangezien deze larven nog geen eieren maken zijn ze via het mestonderzoek niet aan te tonen.

Door de verschillende testen met elkaar, en eventuele klachten van de veehouder, te combineren kunnen we een goede inschatting maken van de infectiedruk binnen de koppel.

Bron foto: medirecord.eu

Behandeling

Bij jongvee en vleesvee kunt u nog gebruik maken van de verschillende middelen die voorhanden zijn. Middelen met als werkzame stof triclabendazole werken tegen zowel de volwassen leverbot als de larven. Voorbeelden hiervan zijn Tribex en Fasinex.

Op bedrijven waar aangetoond is dat er problemen zijn met leverbot mogen koeien aan het begin van droogstand en drachtige pinken behandeld worden met triclabendazole. Let op er geldt dan een wachttijd voor de melk van 41 dagen + 84 uur nadat wordt begonnen met melken.

LET OP: voor het gebruik van Fasinex/Tribex en Albenil bij melkvee moet eerst onderzoek gedaan worden en de infectie aangetoond worden!

Preventie

Te warme winters en warme vochtige zomers kunt u niets aan doen maar er zijn verschillende maatregelen die u kunt nemen om de infectiedruk van leverbot laag te houden.

Beperk het leefgebied van de leverbotslak

Zonder slakje geen leverbot! Zorg dat het land zo droog mogelijk blijft door op tijd (al in augustus bij een natte zomer) de greppels open te (laten) maken en houden.
Zorg dat de slootkanten niet te vlak aflopen, dit geeft een groot moerassig oppervlak waar het slakje kan leven.

Voorkom dat de koeien cysten opnemen

Ook de cysten zitten vooral op de overgang van land naar water, door de slootkanten af te zetten kunnen de koeien daar niet grazen.
Weid dieren in het najaar op hoger gelegen, drogere stukken of stal ze op.
Laat in het najaar/winter geen schapen grazen op land dat voor rundveebeweiding bestemd is. Schapen (en geiten) kunnen de besmetting op het land in stand houden.

Longworm

Oorzaak

Jongvee dat in de wei loopt, heeft een groot risico besmet te raken met longworm. De larven worden via het gras opgenomen en maken een trektocht door het lichaam, van de darm naar de longen. Daar groeien de larven uit tot volwassen longwormen, die flinke schade kunnen aanrichten. Ze vermenigvuldigen zich hier ook. De larven worden opgehoest, doorgeslikt en komen zo weer in de weide terecht, waar ze andere runderen besmetten. Ook pinken en vaarzen die als kalf niet in de wei hebben gelopen, kunnen besmet raken met longworm. Deze dieren hebben geen weerstand tegen de longworm met als gevolg longschade.

Symptomen

Longworminfecties leiden tot milde symptomen van hoest tijdens inspanning tot hoesten en ernstige benauwdheid, groeivermindering en ontwikkelingsachterstand, toegenomen vatbaarheid voor virussen en bacteriën. Bovendien kunnen longwormen sterfte onder kalveren en productievermindering onder melkvee veroorzaken. Een van een ernstige longworminfectie genezen kalf zal dan ook maar zelden uitgroeien tot een dier met voldoende productie. Opvallend is dat dieren met een longworm infectie vaak geen koorts ontwikkelen, dit in tegenstelling tot een bacteriele of virale longontsteking.

Diagnose

De diagnose wordt meestal gesteld op basis van de symptomen in combinatie met de weidegang.
Een verdenking op longworminfectie kan bevestigd worden door laboratoriumonderzoek. Door middel van microscopisch onderzoek kunnen in de mest larven worden aangetoond. Bloed en melk kunnen worden onderzocht op afweerstoffen.

Bestrijding en preventie

Een longworminfectie is te behandelen door het gebruik van ontwormmiddelen via injectie of pour-on.
Preventief kan worden gevaccineerd tegen longworm. Door vaccinatie wordt op een natuurlijke manier immuniteit opgebouwd tegen longworm. Al het vee dat nog niet immuun is voor longworm komt in aanmerking voor longwormvaccinatie. Dus ook die vaars of die drachtige pink. Planning hierbij is wel erg belangrijk. De eerste enting moet zes weken voor het naar buiten gaan gegeven worden. De tweede enting vier weken hierna. Twee weken na de tweede enting moet het dier naar buiten. Dit is om de bescherming tegen longwormen zo hoog mogelijk te krijgen. Kortom u moet al beginnen met enten zes weken voor de verwachtte datum dat de pinken naar buiten gaan.

De enting geeft een bescherming voor drie maanden. Het is echter wel belangrijk dat de pinken langer dan drie maanden buiten blijven. Dit is omdat na de drie maanden nog een natuurlijke besmetting moet worden opgelopen om zo bescherming te krijgen voor de volgende jaren. Het liefst moeten de pinken vier en een halve maand buiten blijven lopen. Waarvan minimaal twee weken op een weide waar de melkkoeien daarvoor al een tijdje hebben gelopen. Uiteraard dient uw jongvee zeker drie maanden niet ontwormd te worden na de eerste vaccinatie.

Let op: Longwormlarven overwinteren veelal in de longen van besmette koeien. Dragerkoeien zijn dan ook de belangrijkste (her)besmettingsbron als de koeien in de lente het land weer op gaan. Laat ongevaccineerd jongvee dan ook nooit achter de oudere koeien aan weiden!

De entingen zijn niet zo lang houdbaar, daarom hebben wij ze maar beperkt  op voorraad. Echter wij kunnen de enting wel voor u bestellen. Als u voor maandag besteld dan kunnen wij diezelfde week nog bij u komen enten.

Maagdarmwormen

Er zijn verschillende maagdarmwormen van het rund. In Nederland is er eigenlijk maar één maagdarmworm van belang bij runderen: de lebmaagworm (Ostertagia ostertagi).  Naast de lebmaagworm zijn de longworm, leverbot en coccidiën de inwendige parasieten die het meeste schade veroorzaken.  

Maagdarmworm ziekte

De maagdarmwormziekte die deze worm veroorzaakt kan vervelende klachten geven zoals: vermageren, groeiachterstand, diarree, doffe vacht, koliek, lebmaagzweren en zelfs sterfte.

Het leven van de maagdarmworm 

Larven van de maagdarmworm worden opgenomen bij het grazen. De larven dringen de lebmaagwand binnen en ontwikkelen zich daar tot jong volwassen worm. Het inkapselen in de lebmaagwand veroorzaakt de meeste schade. De jong volwassen worm verlaat de lebmaagwand weer om volwassen te worden en zelf eitjes te gaan produceren. De cyclus van de worm duurt ongeveer drie weken. De meeste problemen worden pas gezien bij een flinke besmetting, vaak pas in de tweede helft van het weideseizoen.

Wat te doen?

Het allerbelangrijkste bij de bestrijding van wormen is preventie. Hieronder verstaan we maatregelen die besmetting van uw koppel runderen voorkomen. Denk hierbij aan:

Jongvee na de start van het weiden, binnen drie weken om weiden naar een schoon, en het liefst eenmaal gemaaid perceel. Zo kunt u langzaam een goede immuniteit opbouwen bij de dieren met eerste weidegang, zonder dat de dieren klinisch ziek worden. LET OP: komt uw jongvee enkel op zeer schoon land? Dan kan het zijn dat de dieren niet of te weinig in aanraking komen met maagdarm-wormen. Dit kan op latere leeftijd voor problemen zorgen.
Onderzoek in welke mate de runderen besmet zijn met maagdarmwormen, dit kan vanaf zes tot acht weken na inscharen, mits er geen wormmiddelen zijn gebruikt. Het aantal wormeieren zegt iets over de ernst van de doorgemaakte maagdarmworminfectie in het dier en besmetting op de weide.
Behandel uw jongvee voorafgaand aan de weidegang niet standaard preventief tegen maagdarmwormen (bolussen). Onnodig behandelen kost u geld, werkt resistentie tegen wormmiddelen in de hand en maakt dat uw dieren minder weerstand opbouwen. Dit geeft weer een verhoogd risico op maagdarmwormen bij het volwassen melkvee, met onder andere verminderde melkproductie tot gevolg. 
Monitor jaarlijks de maagdarmworminfecties bij de volwassen melkkoeien via het worminfecties tankmelkabonnement.  Vraag ernaar bij uw dierenarts.

Ontwormbolussen zijn weliswaar een preventieve maatregel, maar moeten terughoudend worden gebruikt. De ontwormbolus geeft gedurende ongeveer vier maanden in stapjes ontwormingsmiddel af. Hierdoor worden wormen langere tijd aan soms lage doseringen ontwormingsmiddel bloot gesteld, wat resistentie in de hand werkt. Enkel indien uw rundvee een zeer lang weideseizoen tegemoet gaat, langer dan zes maanden, kan de ontwormbolus in overleg worden toegepast.

Let op: nooit vaccineren tegen longworm in combinatie met een ontwormbolus! 

Behandelen met ontwormingsmiddelen in en/of na het weideseizoen kan het beste op basis van mestonderzoek. Het mestonderzoek geeft aan met welke wormen of inwendige parasieten uw koppel is besmet en wij kunnen u vervolgens een passende behandeling adviseren.

Wist u dat…

Door de vele cycli per jaar een oorspronkelijk lichte infectie op de weide snel opbouwt tot een zwaardere infectie?
Besmettelijke larven overwinteren op het land?
Land lang besmet kan blijven met wormeitjes? Een besmetting van de ene zomer, kan de zomer daarop nog infectieus zijn!
Een weide, na infectie door een weidende koppel, twee keer gemaaid moet worden voordat er geen schadelijke larven meer zijn?
Om besmetting te voorkomen elke drie tot zes weken moet worden omgeweid?
Jongvee geen besmetting oploopt als het op een eigen perceel loopt, waar geen volwassen vee komt? Deze dieren kunnen bij het melkvee wel een besmetting oplopen!

Mastitis

Mastitis is één van de meest voorkomende gezondheidsproblemen in de melkveehouderij. Het welzijn van het dier wordt erdoor geschaad, de melkkwaliteit gaat achteruit evenals het werkplezier van de veehouder. Ook leidt mastitis tot grote economische schade: De totale schade door mastitis (klinisch en subklinisch) in Nederland bedraagt jaarlijks meer dan 100 miljoen euro. De schade door klinische mastitis ontstaat door productieverlies in de huidige lactatie en door het niet leveren van melk vanwege de wachttijd van medicijnen. Bij klinische mastitis is de schade per getroffen koe in de eerste drie maanden van de lactatie ongeveer € 275,- en in de periode van vier tot negen maanden in de lactatie bedraagt deze ruim € 140,-. Hierbij komen ook nog behandelingskosten en schade vanwege het voortijdig afvoeren van zieke dieren. Subklinische mastitis veroorzaakt schade door productieverlies. Bovendien wordt u gekort op het melkgeld wanneer het geometrisch tankmelkcelgetal de grens van 400.000 cellen per ml melk overschrijdt en wanneer het celgetal op het moment van scheppen boven de 400.000 cellen per ml melk komt. Ook vroegtijdige vervanging van dieren met een hoog celgetal is een kostenpost.

Mastitis preventie

Een verhoogd tankcelgetal en/of vaak een koe met uierontsteking hebben, kan enorm frustrerend zijn. In beide gevallen kunnen wij u helpen. Zo bespreken we in het geval van een verhoogd tankcelgetal de MPR en maken we voor iedere koe met verhoogd celgetal een plan. Dit kan variëren van behandelen, bewust gust houden tot afvoeren. Ook als er teveel koeien naar uw zin met uierontsteking zijn maken we een passend plan. In beide gevallen is bacteriologisch onderzoek hier een belangrijk onderdeel van.

Verder kijken we onder andere naar: 

  • Hygiëne van de omgeving. Zowel de boxen als tijdens het melken. 
  • Weerstand van de koeien. Spelen er nog andere ziektes in de koppel? Is het voer toereikend?  
  • Droogzetbeleid. Koeien mogen een droogzetter vanaf 50.000 cellen of meer en vaarzen vanaf 150.000 cellen of meer. Wordt dit adequaat toegepast? 
  • Preventie. Is het mogelijk om door middel van vaccineren het tankcelgetal of aantal uierontstekingen op uw bedrijf te verlagen?

Heeft u hulp nodig in het verbeteren van de uiergezondheid op uw bedrijf? Neem vrijblijvend contact met ons op. Meer weten over bacteriologisch onderzoek? Klik dan hier.

Mastitis verwekkers

Er zijn veel verschillende soorten bacteriën die mastitis kunnen veroorzaken. Hieronder leest u welke dat zijn en krijgt u meer informatie per ziektekiem.

Escheria Coli

Kenmerken

E.coli bevindt zich in de omgeving van de koe (mest, boxen, bodem). E.coli bacteriën uit de omgeving komen via het slotgat de uier binnen en dit leidt tot mastitis. E.coli veroorzaakt meestal ernstige klinische mastitis met een hard, gezwollen uier en waterige melk. In ongeveer de helft van de gevallen is de koe (ernstig) algemeen ziek. In geval van shock overleeft slechts 20 procent.

Onderzoek op melkmonsters van vermoedelijke E.coli mastitisgevallen geven vrij vaak een bacteriologisch gunstige uitslag. De bacterie is al verdwenen op het moment van monstername, omdat de koe ziek wordt van het gif (toxine) dat uit de bacterie zelf komt op het moment dat de bacterie doodgaat. Ongeveer de helft van de klinische E.coli uierontstekingen in de eerste honderd dagen van de lactatie zijn tijdens (het laatste deel van) de droogstand ontstaan als een subklinische (onzichtbare) infectie.

Behandeling

Als een koe volop in lactatie is geneest ongeveer 95 procent van de koeien geïnfecteerd met E.coli. Rond het afkalven is het percentage genezing echter slechts 10 tot 15 procent.

Voor de genezing is het belangrijk dat mastitisgevallen in een vroeg stadium gediagnosticeerd worden en dat snel een adequate behandeling ingesteld wordt. De behandeling moet zich in belangrijke mate richten op de effecten van de gifstoffen (toxinen) en bestaat vaak uit het toedienen van pijnstillers, ontstekingsremmers en vocht. De bacterie is meestal snel weg uit het uier en het toedienen van antibiotica in deze gevallen wordt ter discussie gesteld. Aangezien op voorhand niet bekend is of er sprake is van een E.coli infectie is er vaak nog wél een indicatie voor behandeling met antibiotica.

Shock komt geregeld voor en moet zo goed en snel mogelijk bestreden worden. Dat kan door grote hoeveelheden vocht via infusen toe te dienen in bloedbaan en/of in de pens. Uiteraard is een goede algemene verzorging een eerste vereiste.

Managementverbetering

Het voorkomen van E.coli infectie begint bij het verbeteren van de hygiëne in de stal en op de ligplaatsen. Bij het inbrengen van droogzetinjectoren dient uiterst hygiënisch te gebeuren. Probeer schone en droge uiers te melken en voorkom luchtzuigen tijdens het melken. Rantsoenen moeten zodanig samengesteld worden dat de mest niet te dun wordt. In diarree zitten meer E.coli bacteriën en de mest spettert alle kanten op, waardoor de koe vuiler wordt en de bacteriën zich meer verspreiden.

Staphylococcus aureus

Staphylococcus aureus is zeer besmettelijk. Deze koegebonden bacterie wordt voornamelijk tijdens het melken overgedragen. Denk hierbij aan melkstellen/tepelvoeringen, handen van de melker en doeken. Door het toevoegen van vaarzen aan de melkveekoppel kan de infectie vanuit deze groep in de melkveekoppel geïntroduceerd worden. Vliegen kunnen in deze groep een rol spelen bij de besmetting. S. aureus is vaak moeilijk te behandelen omdat de bacterie zich in het uierweefsel kan verstoppen en zo moeilijk bereikbaar is voor antibiotica. Dieren kunnen acuut heel erg ziek zijn van een S. aureus besmetting. Als ze de acute infectie overleven ontstaat vaak een chronische, subklinische mastitis. Deze dieren vertonen vaak op en af een hoog celgetal. Het is beter dit soort dieren af te voeren.

Preventieve maatregelen:

Koop geen dieren aan.
Voorkom overdracht tijdens het melken door strikte hygiëne en een goed werkende melkmachine.
Dippen na het melken, verhoogde koeien droogzetten met een langwerkende droogzetter met antibiotica en het opruimen van chronisch besmette koeien zijn de belangrijkste aandachtspunten om verspreiding tegen te gaan.
Het snel opsporen en behandelen van geïnfecteerde koeien geeft de grootste kans op genezing.
Bepaal op basis van bacteriologisch onderzoek en een gevoeligheidsbepaling wat per koe de juiste aanpak is.

Streptococcus agalactiae 

Streptococcus agalactiae is uiterst besmettelijk. Deze koegebonden bacterie wordt voornamelijk tijdens het melken overgedragen van geïnfecteerde naar niet-geïnfecteerde koeien via melkstellen/tepelvoeringen, de handen van de melker en via middelen waarmee de spenen worden voorbehandeld (zoals doeken).

Preventieve maatregelen:

Koop geen dieren aan
Voorkom overdracht tijdens het melken
Zorg voor een goede melktechniek en een goed werkende melkmachine
Behandel koeien met een uierinfectie met antibiotica

   

Streptococcus dysgalactiae

Infecties met Streptococcus dysgalactiae (SDY) leiden meestal alleen tot subklinische mastitis, met vaak wel een relatief hoog celgetal. SDY heeft kenmerken van zowel koegebonden als omgevingskiemen. Overdracht gebeurt tijdens het melken, maar ook wel vanuit omgeving. SDY is vaak aanwezig bij speenbeschadigingen (betrappingen, kloven, wondjes, kapotte speenpunten).

Behandeling

SDY-infecties genezen in het algemeen goed door behandeling met antibiotica, mits de speenconditie ook verbetert. Vrijwel alle SDY-bacteriën zijn gevoelig voor penicilline. 

Managementverbetering

Factoren zoals boxafmetingen, gladheid van de roosters en de boxvloer en speenconditie spelen een rol bij de preventie van SDY-infecties. Om de speenconditie te optimaliseren is het gebruik van speendesinfectiemiddelen met voldoende huidverzorgende middelen belangrijk.

Streptococcus uberis (SUB)

Streptococcus uberis (SUB) leeft in de omgeving van de koe (stro, boxen, mest) maar ook wel op de huid en slijmvliezen van de koe. Vooral (vuil) stro kan veel SUB bevatten. Er zijn stammen die vooral een koegebonden karakter vertonen en hardnekkig te behandelen zijn. De besmetting kan zowel uit de stal als vanaf andere koeien komen. Ook is er verschil tussen stammen voor wat betreft hun ziekmakend vermogen (virulentie).

De meeste SUB-mastitisgevallen die optreden in het begin van de lactatie, vinden hun oorsprong in de droogstand.

Behandeling

Klinische SUB-mastitis moet direct behandeld worden volgens het bedrijfsbehandelplan. Chronische infecties hebben een slechte genezingskans. Een behandeling van SUB heeft het beste resultaat bij een wat langere behandeling (zes dagen). Het gemiddelde genezingspercentage na behandeling bedraagt 50 tot 70 procent tijdens de lactatie. Behandeling tijdens de droogstand geneest meer dan 85 procent van infecties. Vrijwel alle SUB-stammen zijn gevoelig voor penicilline.

Managementverbetering

Ventilatie, huisvesting, overbezetting, de hygiëne van de afkalfstal en de hygiëne van het ligbed zijn belangrijke factoren in relatie tot het ontstaan van SUB-mastitis. Voorkom dat koeien gaan liggen in vochtige, vieze plekken in de schaduw van bomen. Bestrijd vliegen en optimaliseer de weerstand van de koe.

Klebsiella

Kenmerken

Klebsiella is een bodembacterie die veelvuldig voorkomt in met boomschors verontreinigd, vochtig zaagsel. Ook in mest en in grond komt de bacterie veel voor.

Klebsiella veroorzaakt een acute, ernstige mastitis. Het kwartier wordt hard, de ‘melk’ varieert van melkachtig wit met vlokken tot waterig of weiachtig. Bij acute klebsiellamastitis kan sterfte optreden. Veel koeien ontwikkelen, al of niet na behandeling, een chronische infectie. De bacterie overleeft ook lang in droogstaande kwartieren.

Ongeveer drie tot vijf procent van alle monsters met een bacteriologisch ongunstige uitslag bevat Klebsiella, waarbij het percentage infecties lijkt te stijgen. Klebsiella kan ook subklinisch voorkomen en in chronische vorm massa’s kiemen uitscheiden. Daardoor kan ook overdracht tijdens het melken optreden. De bacterie gedraagt zich dus zowel koegebonden als omgevingsgebonden.

Therapie

Resultaten van antibioticatherapie zijn slecht. Er kan klinisch herstel optreden, maar eenmaal besmette kwartieren worden zelden vrij van Klebsiella. Deze ‘dragers’ zijn een groot risico voor de rest van de koppel.

Aanpak

De omgevingsbron, in veel gevallen het ligboxmateriaal (zaagsel, dikke fractie van de mest), opsporen en verwijderen. Kwalitatief goed strooisel hoort bij aanvang geen klebsiellabacteriën te bevatten. Strooisel kan hier op onderzocht worden, vraag ernaar bij één van onze dierenartsen. Bij een uitbraak ook de dieren met een verhoogd celgetal controleren, dit kunnen dragerdieren zijn. Ernstig besmette dieren kunnen ook in de mest Klebsiella uitscheiden.

Mycoplasma Bovis

Mycoplasma is het kleinste zichzelf vermenigvuldigende organisme op aarde. Er zijn circa honderd verschillende soorten mycoplasma bekend, de meest voorkomende bij het rund is Mycoplasma bovis en kan uiteenlopende klachten veroorzaken, zoals longontsteking, gewrichtsontsteking en/of uierontsteking. De bacterie is onder andere verantwoordelijk voor hardnekkige mastitis. Wanneer er sprake is van onbehandelbare klinische mastitis aan meerdere kwartieren met eventueel zanderige melk, denk dan aan mycoplasma-mastitis. Zeker als er niets wordt gevonden bij standaard bacteriologisch onderzoek. Omdat Mycoplasma alleen goed groeit op een specifieke voedingsbodem en soms zeer traag groeit, wordt de bacterie bij standaard bacteriologisch onderzoek van melk namelijk niet gevonden. Er is dus specifiek onderzoek op Mycoplasma nodig.

Melkziekte

Wat is melkziekte

Melkziekte is een veelvoorkomende aandoening bij koeien kort na het afkalven. Het is de veel gebruikte naam voor een tekort aan calcium in het lichaam. Door de toenemende vraag naar calcium na het afkalven ontstaat een tekort. Onder andere de spieren ondervinden hiervan problemen, waardoor ze niet meer goed kunnen samentrekken. Het klassieke beeld van calcium tekort is dan ook een liggende koe met koude oren. Gelukkig worden deze klinische gevallen steeds minder gezien, maar ook voordat de koe ligt kan een tekort ontstaan.

Oorzaak

Calcium wordt opgenomen uit de voeding en kan worden opgeslagen in de botten. Normaal verloopt dit proces gelijkmatig en wordt in het bloed een bepaalde hoeveelheid calcium gehandhaafd voor de functies van het lichaam. Afhankelijk van het gebruik van het lichaam en het aanbod in het voer wordt in de darmen meer of minder calcium opgenomen. Als een koe veel calcium aangeboden krijgt in het voer en geen melk produceert wordt het systeem aangepast naar weinig opname in de darm. De botten zijn als gevolg hiervan ingesteld op calciumopname voor botaanzet. Een droge koe op een kuilgras wordt als het ware ‘lui’ in de opname door het overschot aan calcium. Als er ineens veel vraag is naar calcium na het afkalven, kan dit systeem niet snel genoeg worden aangepast naar veel opname van calcium uit het rantsoen. Het calcium uit het bloed wordt gebruikt, waarna de voorraad uit het bot gebruikt moet worden om dit weer aan te vullen. Dit kost enige tijd, en in die periode ontstaat een tekort voor het lichaam. Gecombineerd met dit calcium tekort is er vaak ook minder fosfor* beschikbaar in het bloed. Dit herstelt echter in de meeste gevallen bij het herstellen van de calciumvoorziening.

Verschijnselen

Niet overeind komen
Bij een klinisch geval van melkziekte zorgt het calcium tekort ervoor dat de skeletspieren niet voldoende kunnen aanspannen. Hierdoor kan de koe niet overeind komen, maar ook de spieren van andere organen, zoals de baarmoeder, darmen, pens en het hart kunnen hierdoor minder actief worden. Zeker wanneer de koe op haar zij ligt is de kans van oplopen van gas in de pens groot en kan sterfte optreden. 

Overige problemen
Wanneer het tekort aan calcium minder groot is, ontstaat nog steeds een verminderde spierspanning in de spieren en organen, maar kunnen de koeien nog wel lopen. Deze koeien zien er niet altijd ziek uit, maar de verminderde werkzaamheid van het maagdarmkanaal en de geboorteweg kunnen wel problemen veroorzaken. De voeropname en vertering worden beïnvloed, waardoor op korte termijn problemen zoals lebmaagdraaiingen kunnen ontstaan. De weerstand van deze koeien is niet optimaal en op lange termijn zijn deze dieren veel gevoeliger voor slepende melkziekte, leververvetting, mastitis en vruchtbaarheidsproblemen. Deze lichte/subklinische vorm van melkziekte komt voor bij 20-26% van de dieren in de eerste week na afkalven (Veeteelt, 2012).

Diagnose

De diagnose van klinische gevallen van melkziekte kunnen vaak aan de verschijnselen worden gesteld. Maar lichtere gevallen van melkziekte (subklinische) kunnen worden gesteld door bloedonderzoek, dit kan op de praktijk. 

Behandeling

Het aanvullen van calcium is van levensbelang, zeker bij koeien die platliggen. Door een infuus met calcium in de ader te laten lopen wordt de spiegel in het bloed snel weer hersteld en kunnen de koeien snel opknappen. Let goed op dat het infuus niet te snel loopt, om geleidelijk herstel van de spieren te bewerkstelligen. Daarnaast zijn er calciumhoudende injecties, dranken en bolussen beschikbaar, waardoor de koeien gedurende een langere periode een aanvulling op het calcium tot hun beschikking hebben. Een eventueel fosfor tekort wordt bijna altijd opgeheven wanneer er calcium wordt aangeboden, eventueel kan ter ondersteuning fosfordrank of -pillen worden gegeven. Een primair tekort aan fosfor geeft vaak geleidelijke symptomen.

Preventie

Melkziekte is een aandoening die met goed management kan worden voorkomen. Door het rantsoen van de droge koeien aan te passen worden veel gevallen voorkomen. Belangrijk hierbij is een laag gehalte aan calcium en kalium, voldoende magnesium en een goede balans in (an)ionische zouten. Zorg daarbij dat de koe na het afkalven direct melkveerantsoen kan opnemen (met voldoende calcium). 

Het rantsoen van de droge koeien en het melkvee moet goed op elkaar afgestemd zijn, maar ook de huisvesting en processen rondom het afkalven spelen een belangrijke rol bij de opname voor, rond en na de bevalling. Dit bepaalt voor een groot deel de kans op melkziekte, maar ook op slepende melkziekte, baarmoederontstekingen en weerstand in het algemeen. 

Wilt u het calciumgebrek op uw bedrijf in beeld brengen en samen kijken hoe het management geoptimaliseerd kan worden om melkziekte te voorkomen. Neem contact op met de praktijk. 

Geschreven door Mariska Lansbergen 

Mineralen tekort

Mineraalvoorziening

Dat mineralen belangrijk zijn voor de groei en weerstand van koeien is wel bekend. Hier is voor melkkoeien meer aandacht voor, maar bij het jongvee en ook bij het vleesvee wordt het nog weleens vergeten.

Lage gehaltes in gras(kuilen)

Het is voor de meeste veehouders heel normaal om jongveebrokken aan de kalveren te voeren, ook in de brok van het melkvee zitten vaak extra mineralen. Hierdoor krijgen ze de juiste hoeveelheid mineralen per dag binnen. Wanneer er gestopt wordt met de brok (bij ouder jongvee of in de droogstand) zie je ook dat de mineraalvoorziening van flink terugloopt. Vaak is de gedachte dat in het gras/kuilgras voldoende mineralen zitten, waardoor extra mineralen bijvoeren niet nodig zou zijn. Toch zien wij in uitslagen van graskuilen vaak te lage gehaltes aan seleniumkoperkobalt en ook weleens jodium. Nu geven deze lage gehaltes op korte termijn niet meteen grote problemen, maar op later ontstaan problemen met de vruchtbaarheid, groei en weerstand.  

Te hoog ijzer schadelijk

Naast een aantal mineralen waarvan de gehaltes te laag zijn in de graskuilen, is het ijzer gehalte daarin tegen weleens (veel) te hoog. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor de opname van andere mineralen. IJzer kan zich namelijk binden aan bijvoorbeeld koper en selenium. Hierdoor zijn koper en selenium niet meer beschikbaar voor het lichaam. Het lijkt of er voldoende mineralen in het rantsoen aanwezig zijn, maar in werkelijkheid kan een gedeelte niet gebruikt worden door het lichaam.   

Om de mineraalvoorziening op peil te houden is het belangrijk altijd een vorm van mineralen aan te bieden. Let op: een mineralenemmer alleen is niet voldoende! Sommige dieren zullen er veel aan likken, anderen helemaal niet. Voor een voldoende mineralen voorziening van ieder individueel rund voor tijdens de weideperiode is het gemakkelijkst om gebruik te maken van mineraalbolussen. De meeste bolussen geven gedurende zes maanden voldoende mineralen af om de mineraalvoorziening op peil te houden. Jongvee en droge koeien op stal kunnen een brok of losse mineralen krijgen om te verzekeren dat ze voldoende mineralen binnenkrijgen.

Mineralenvoorziening controleren

Om een beeld te krijgen van de mineralenvoorziening in uw koppel kan door middel van bloedonderzoek bij vijf dieren een goed inzicht worden verkregen. Voor droge koeien geldt dat het beste vijf dieren van twee tot nul weken tot de kalfdatum gecontroleerd kunnen worden. Deze dieren zijn het gevoeligst voor een tekort door de transitie die zij doormaken. Bij melkvee kan ook in de tankmelk onderzocht worden of er voldoende mineralen gevonden worden. Let hierbij wel op, dit geeft een gemiddelde; koeien die veel brok krijgen zullen meer mineralen binnenkrijgen dan koeien met een lagere brokopname. Het beste beeld van de mineralenhuishouding op langere termijn kan worden verkregen door een leverbiopt te nemen. Dan wordt een stukje van de lever uitgebreider onderzocht op mineralen, maar ook op zware metalen en spoorelementen. Zo wordt ook een beeld gevormd van stoffen die de mineralen verdringen, zoals IJzer.

Meer weten? Vraag één van onze veeartsen hoe we u kunnen helpen met advies op maat.

Foto: gemaakt door Inger van der Laan

Neospora

Neospora caninum is een van de belangrijkste besmettelijke oorzaken van verwerpen bij koeien. Een infectie met Neospora leidt niet tot ziekteverschijnselen bij de koeien. Wel kan de parasiet door weefselbeschadiging de dood van de ongeboren vrucht veroorzaken. In een vroeg stadium van de dracht kan dit onopgemerkt blijven. Vooral bij pinken komen de vruchtbaarheidsproblemen voor. N. caninum kan in hetzelfde rund tot herhaalde abortus leiden aangezien het waarschijnlijk is dat een eenmaal besmet rund levenslang besmet blijft. Als de vrucht op een leeftijd van drie tot vier maanden sterft, kan deze verdrogen of mummificeren en vaak pas maanden later worden afgezet. Als de vrucht na de vierde maand van de dracht sterft, treedt vrijwel altijd binnen 48 uur abortus op. Een enkele keer worden kalveren geboren met hersenafwijkingen ten gevolge van Neospora. Niet elk geïnfecteerd dier verwerpt, maar kan de infectie wel overdragen.

Oorzaak

Neospora caninum is een ééncellige parasiet die in 1984 voor het eerst bij honden werd onderkend. Dit verklaart de toevoeging 'caninum' (Latijn voor hond). Rund en hond zijn betrokken bij de levenscyclus van de parasiet.

Besmetting vindt op twee manieren plaats:

Van moeder op kalf - verticale overdracht - dit is de belangrijkste infectieroute, meer dan 80% van de kalveren geboren uit geïnfecteerde koeien is eveneens besmet. Op deze manier kan een Neospora-besmetting zich vele generaties lang in het koppel handhaven. Waarschijnlijk blijft een eenmaal besmet rund levenslang besmet. De meeste tijdens de dracht geïnfecteerde kalveren worden op het oog gezond geboren.
Via een eindgastheer - horizontale overdracht - De hond is de eindgastheer in de cyclus van Neospora caninum. Na opname van geïnfecteerd materiaal van het rund, bijvoorbeeld een verworpen vrucht, nageboorte of vruchtwater. Een tijdje later scheidt de hond met de ontlasting besmettelijke oöcysten (eitjes) van de parasiet weer uit. Het rund kan deze oöcysten vervolgens via het voer of het drinkwater opnemen. Een rund kan op elke leeftijd worden besmet via een eindgastheer. De besmetting wordt door het rund niet met de mest uitgescheiden.

Op het diagram hieronder is schematisch weergegeven hoe de besmettingsroute van Neospora loopt. Bron diagram: GD Diergezondheid

Verschijnselen

Het moederdier vertoont geen ziekteverschijnselen. De gevolgen voor de dracht en het (ongeboren) kalf zijn variabel.

Abortus

In Nederland ligt de abortuspiek op 170 dagen ofwel zes maanden (interval ongeveer 110-259 dagen). Aan de geaborteerde kalfjes zijn vaak voor het blote oog geen afwijkingen waarneembaar.  Soms is sprake van mummificatie en in een vroeg stadium van de dracht kan abortus onopgemerkt blijven (reabsorptie vrucht). Vooral bij pinken komen de vruchtbaarheidsproblemen voor. N. caninum kan in hetzelfde rund tot herhaalde abortus leiden aangezien het waarschijnlijk is dat een eenmaal besmet rund levenslang besmet blijft.

Kalf besmet geboren

80% van de kalveren geboren uit een met Neospora besmette moeder is zelf ook besmet. Deze kalveren worden welliswaar levend geboren maar zijn zelf levenslang geïnfecteerd. Besmetting heeft geen negatieve invloed op de groei en vitaliteit van het kalf. Wel zal de infectie op latere leeftijd vruchtbaarheidsproblemen en abortus geven.
Vroeggeboorte en dus met laag geboortegewicht - deze kalveren hebben intensieve verzorging nodig om het kalf in leven te houden.
Geboren met afwijkingen - heel soms worden kalveren geboren met hersenafwijkingen ten gevolge van een Neospora infectie. Dit geeft verschijnselen als ataxie (dronkemans gang), verminderde reflexen en paralyse.

Financiële schade

De schade door Neospora in Nederland is gemiddeld €100,- per bedrijf. Dit is echter ongelijk verdeeld en een abortusstorm geeft op een gemiddeld bedrijf al gauw €5000,- aan schade en de jaren daarop nog eens een schade van €25,- per koe per jaar. Dit is een gevolg van kosten door voortijdige afvoer, melkproductiedaling en langere tussenkalftijd.

Diagnostiek

Er bestaat geen therapie, u kunt enkel infectie voorkomen. Het loont dan ook snel om de Neospora status van uw bedrijf in kaart te brengen. Dit kan op verschillende manieren:

Bloedonderzoek
Dit is gratis bij verwerpers als u deelneemt aan het GD Tankmelk Neospora programma van de GD. Los bloedonderzoek op antistoffen kan vanaf acht maanden leeftijd, dan zijn de antistoffen uit de biest niet meer in het bloed aanwezig.
Melkonderzoek
individueel melkonderzoek op antistoffen
Tankmelkonderzoek
Dit kan in de vorm van een abonnement, verwerpersonderzoek is dan gratis. Ook eenmalig tankmelkonderzoek is mogelijk, worden in de tankmelk geen antilichamen gevonden, dan is <15% van de melkgevende dieren besmet.
Sectie verworpen kalf
Neospora veroorzaakt bij de vrucht karakteristieke weefselafwijkingen. Belangrijkste organen hierbij: hart, lever, hersenen en placenta. Een sectie is een nauwkeurig onderzoek wat bij abortus snel kan zorgen voor een juiste diagnose. Stuur het nageboorte altijd mee, voor een zo volledig mogelijk onderzoek.

NB: Bloed- en ontlasting onderzoek van honden op Neospora levert geen zinvolle informatie op over een besmetting.

Plan van aanpak

Er bestaat geen therapie tegen Neospora caninum infecties bij het rund. Het is daarvoor noodzakelijk om infecties te voorkomen en een gericht afvoer-beleid te handhaven. Om te inventariseren hoe de Neospora-situatie op het betreffende bedrijf is kan gekeken worden naar antilichamen in de tankmelk in combinatie met vruchtbaarheidsproblemen en eventueel bloedonderzoek op antilichamen van verwerpers. Neem contact op met de praktijk voor een gericht plan van aanpak.

Enkele management adviezen om insleep en verspreiding van Neospora te voorkomen zijn:

Aan te kopen dieren vooraf onderzoeken op afweerstoffen tegen Neospora.
Weer de hond uit de stal en het weiland!
- voorkomen dat voer en drinkwater van de koeien worden verontreinigd met hondenpoep
- voorkomen dat de hond besmet materiaal kan eten (verworpen vruchten, nageboorte, vruchtwater, rauw vlees)
- de hond niet in de afkalfstal of op de roosters van de ligboxenstal toelaten
- plaats bordjes in uw weiland om burgers te waarschuwen hun hond niet in uw land te laten. Bordjes zijn te verkrijgen voor ongeveer €10,- bij de GD. U kunt natuurlijk ook zelf creatief aan de slag!
Geen nakomelingen aanhouden van koeien met antistoffen tegen Neospora, omdat deze een zeer grote kans hebben later ook te aborteren. Melkkoeien met antistoffen tegen Neospora kunnen blauw gedekt worden, zo weet je zeker dat de nakomelingen worden afgevoerd.

Fabels en feiten rond Neospora

FABELS

De hond is de belangrijkste besmettingsbron van Neospora

Een rund of kalf kan zich besmetten via opname van besmettelijke eitjes in hondenuitwerpselen. De hond besmet zich door de nageboorte, een verworpen vrucht, vruchtwater of rauw vlees van een besmet rund op te eten. Tien tot 14 dagen later zal de hond gedurende twee tot drie weken via zijn uitwerpselen besmettelijke eitjes uitscheiden. De belangrijkste besmetting voor Neospora gebeurt echter via overdracht van moeder op kalf tijdens de dracht.

Een hond scheidt slechts éénmalig besmettelijke eitjes uit

Een hond kan meerdere malen uitscheiden, voornamelijk na herbesmetting. Echter, een hond die voor een tweede keer besmettelijke eitjes uitscheidt, zal dit in veel mindere mate doen dan een hond die voor de eerste keer besmet is.

Alle honden zijn gevaarlijk voor mijn weides en de omgeving

Vooral honden die nageboortes opeten zijn risicovol. Aangezien stadshonden zo goed als geen contact hebben met nageboortes, is het gevaar dan ook minimaal, maar wél aanwezig! Bijvoorbeeld als het hondje oorspronkelijk van de boerderij komt.

Neospora kan niet buiten het rund overleven

Besmettelijke Neospora-eitjes in de uitwerpselen van een hond kunnen enkele maanden overleven. 

Een Neospora-besmet rund is volledig verloren voor de fokkerij

Waardevolle positieve runderen kunnen nog gebruikt worden om embryo’s uit te spoelen. Bij het uitspoelen zijn de embryo’s immers nog niet besmet. Deze embryo’s dienen ingeplant te worden bij een rund uit een Neospora-negatieve familielijn.

Als ik Neospora terugvind op mijn bedrijf, moet ik zo snel mogelijk alle positieve dieren opruimen

In tegenstelling tot vele andere besmettelijke ziektes, is Neospora niet besmettelijk van rund op rund. In de bestrijding is het vooral van belang dat men weet welke de positieve familielijnen zijn. Op die manier kan via een gericht fokbeleid de besmettingsgraad over de jaren heen sterk verminderd worden en dooft de besmetting uit.

Neospora is besmettelijk voor de mens

Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen dat de mens gevoelig is voor Neospora.

FEITEN

De belangrijkste besmettingsroute is van moeder op kalf

Ongeveer 80% van de kalveren geboren uit een besmette koe, is zelf ook besmet. Deze besmetting gebeurt dus in de baarmoeder en wordt de verticale overdracht genoemd. Daarom wordt aangeraden, indien bij een verwerping het moederdier antistoffen vertoont tegen Neopsora, alle familieleden van dit rund te laten analyseren op besmetting om zo een eventuele positieve familielijn(en) bloot te leggen.

Het heeft geen zin om mijn hond te laten testen op Neospora

Op het moment van problemen (verwerpen) bij de runderen, zijn normaal geen besmettelijke eitjes meer terug te vinden in de hondenuitwerpselen. De uitscheiding is dan immers al lang gestopt. Bovendien geeft bloedonderzoek van de hond bij slechts een deel van de besmette honden een positieve uitslag. Ook honden zonder antistoffen kunnen dus besmet zijn. Wanneer de hond positief tekent, wil dit enkel zeggen dat hij in contact is geweest met Neospora. Men kan dan echter niet zeggen of hij nog effectief eitjes uitscheidt.

Een met Neospora besmet rund maakt grote kans op verwerpen

Een besmet rund heeft drie tot zeven keer meer kans op een verwerping ten opzichte van een niet-besmet rund. Bij een oude besmetting is de kans twee tot drie maal verhoogd. Een recente besmetting geeft tot 50% kans op een abortus

BVD werkt Neospora in de hand

Van Neospora is gekend dat het sterker tot uiting komt door een gedaalde weerstand. Sommige ziektes, waarvan BVD de belangrijkste is, tasten het afweersysteem van de koeien aan en kunnen op die manier Neospora triggeren. Ook de langdurige aanwezigheid van schimmel in het voer, kan dit veroorzaken.

Neospora kan niet behandeld worden

Momenteel bestaat er geen behandeling voor Neospora. Dieren die voor de geboorte besmet zijn, blijven dan ook levenslang besmet. Een dier dat zich echter na de geboorte besmet, kan in sommige gevallen toch terug vrij van Neospora worden.

Neospora is niet besmettelijk van rund op rund

Besmetting met Neospora tussen runderen kon nog niet aangetoond worden. Enkel de overdracht in de baarmoeder van moeder op kalf is gekend.

Neospora aanpakken is een noodzaak

Hoewel er bedrijven zijn waar – ondanks een hoge besmettingsgraad – geen abnormaal abortuspercentage beschreven is, is het toch van groot belang dat er aan actieve bestrijding wordt gedaan via een gerichte fokkerij. Bedrijven met een groot aantal besmette koeien zijn immers tijdbommen waar, bij de geringste weerstandsdaling, plots erge abortusproblemen kunnen optreden.

Pinkengriep

Wat is pinkengriep?

Pinkengriep is een verzamelnaam voor verschillende verwekkers van luchtwegproblemen, zoals: bovine respiratior syncytieel virus (BRSV), para-influenza 3 (PI3) en mycoplasma spp. Pinkengriep zorgt ervoor dat kalveren/pinken griepsymptomen gaan ontwikkelen. Al het jongvee krijgt een keer te maken met één of meerdere pinkengriep ziekteverwekkers. Vaak trekt ‘de griep’ dan in één keer door de hele jongvee koppel. Het is afhankelijk van de weerstand van het kalf in wat voor een mate de griepverschijnselen naar voren komen. Zo zijn er kalveren die een beetje hoesten, maar er zijn ook kalveren die 41,0 graden koorts ontwikkelen en erg benauwd zijn.

Voorkomen beter dan genezen

Hoe eerder u de verschijnselen opmerkt, hoe beter we het kunnen behandelen en dus hoe groter de kans dat de kalveren herstellen. Toch zien we vaak dat enkele kalveren, ondanks op tijd behandelen, toch achter blijven in de groei en chronische longontsteking ontwikkelen. Het is daarom beter om preventieve middelen in te zetten, zodat de schade door pinkengriep zo laag mogelijk wordt gehouden. Met andere woorden: vaccineer!

Vaccineer vóór opstallen!

Hoe gaat dat enten vervolgens in zijn werk? Het beste resultaat wordt behaald als ruim een maand voor opstallen wordt begonnen met het enten met een pinkengriep vaccin. De basisvaccinatie is pas compleet als na vier weken een herhalingsenting wordt gegeven. Het liefst wordt ook deze vaccinatie nog in de wei gegeven. Alleen op die manier is de bescherming die de vaccinatie biedt optimaal wanneer ze weer op stal staan. De enting geeft een zodanige bescherming dat het jongvee minder snel griepverschijnselen ontwikkelt en als ze toch iets gaan hoesten dat de symptomen minder heftig zijn en daardoor sneller herstellen. Ook als de kalveren het jaarrond op stal staan kan vaccinatie een goed hulpmiddel zijn.

Het voorkomen van pinkengriep is belangrijk en bestaat uit meerdere maatregelen. Naast vaccineren is ook huisvesting, voeding en biestvoorziening belangrijk. Ook kunnen de droge koeien gevaccineerd worden om nog eerder bescherming te krijgen. Neem voor een gedegen plan contact op!

Kortom: het is beter om te voorkomen dan te genezen!

Salmonella

Salmonella komt op tien procent van melkveebedrijven in Nederland voor. Soms worden de dieren, zowel oudere runderen als jongvee, er ziek van. De bacterie kan grote schade veroorzaken. De schade door salmonellose op een melkveebedrijf met honderd melkkoeien bedraagt gemiddeld 4.637 euro. Op ernstig besmette bedrijven kan de schade oplopen tot boven 10.000 euro.

Ook de melkveehouder en zijn/haar gezin kunnen ernstig ziek worden door salmonella; salmonella is een zoönose.

Oorzaak

De bacteriën Salmonella dublin en Salmonella typhimurium veroorzaken ziekte bij runderen. Melkveebedrijven kunnen besmet raken door de aanvoer van besmette dieren, besmette mest of besmet voer. Ook bezoekers en ongedierte kunnen de bacterie meenemen. Eenmaal op het bedrijf verspreidt de bacterie zich snel. Een besmette koe met diarree scheidt enorme aantallen bacteriën uit en besmet niet alleen de dieren om haar heen, maar bijvoorbeeld ook het weiland en het drinkwater. Via materiaal en laarzen wordt de bacterie snel over het gehele bedrijf verspreid.

Salmonella  dublin en Salmonella typhimurium kunnen ook mensen ziek maken. De bacterie wordt overgebracht door contact met zieke dieren, mest en verworpen vruchten van besmette koeien, maar ook via rauwe melk en niet-gepasteuriseerde melkproducten. De ziekteverschijnselen bij de mens zijn hoge koorts en diarree en soms huidontstekingen. Behandeling is mogelijk, maar niet altijd gemakkelijk.

Verschijnselen

De belangrijkste verschijnselen zijn hoge koorts (41°C), diarree, verwerpen en productiedaling. Kalveren kunnen daarnaast gewrichtsproblemen en longontsteking krijgen. 80 procent van de bedrijven met klachten door een infectie met Salmonella dublin krijgt te maken met sterfte of dieren die geëuthanaseerd moeten worden vanwege de ernst van de ziekte.

Runderen kunnen ook drager zijn van salmonella zonder dat ze ziekteverschijnselen vertonen. Hierdoor kan een infectie jarenlang aanwezig blijven op een bedrijf en af en toe (lichtjes) de kop opsteken.

Diagnose, behandeling

De diagnose salmonellose kan bevestigd worden door mest- of bloedonderzoek. In de mest worden de bacteriën aangetoond en in het bloed de afweerstoffen tegen de bacterie. Omdat dragerdieren niet altijd bacteriën via de mest uitscheiden is bloedonderzoek de aangewezen weg.

Een andere mogelijkheid is het laten onderzoeken van overleden dieren en verworpen vruchten door de Gezondheidsdienst voor Dieren. Voor de nauwkeurigheid is het zaak om dieren snel op te laten halen, vooral bij warm weer in de zomer.

Om de salmonella-status van een bedrijf te bepalen kan bloedonderzoek gedaan worden van alle kalveren tussen de vier en zes maanden oud in combinatie met een tankmelkonderzoek. Zo’n tankmelkonderzoek kan ook worden gebruikt om de situatie in de loop van de tijd te monitoren.

Zieke dieren moeten zo snel mogelijk behandeld worden. Met antibiotica kan de salmonellabacterie worden bestreden. Vanwege de hoge koorts en algehele malaise is het ook nodig ontstekings- en koortsremmers te gebruiken. Daarnaast moet zieke dieren afgezonderd worden van de rest en beschikking krijgen over schoon en goed voer en drinkwater.

Bij behandeling moet grote nadruk op hygiëne liggen, zoals het gebruik van wegwerphandschoenen, speciale kleding, desinfectie en eenmalig gebruik van injectienaalden- en spuiten. Daarmee kan verdere besmetting van dieren op het bedrijf worden voorkomen, maar ook de besmetting van mensen.

Preventie

Preventief kunnen de volgende maatregelen worden genomen:

Alleen vee aankopen van salmonellavrije bedrijven.
Bij weidegang contact voorkomen met runderen van buren, waarvan de salmonellastatus positief of onbekend is.
Geen mest aanvoeren van andere rundveebedrijven.
Gebruik van bedrijfskleding en -schoeisel voor bezoekers.
Transportmiddelen van bezoekers desinfecteren.

Bron: www.veearts.nl

Salmonella status bedrijf

Per 1 januari 2011 geldt een inspanningsverplichting voor de bestrijding van Salmonella-infecties op melkveebedrijven. Het streven is om gunstige tankmelk uitslagen te hebben. Dat betekent dat als een bedrijf regelmatig een ongunstige uitslag heeft voor Salmonella dat er enige vorm van aanpak/preventie moet zijn.

Een bedrijf wordt aan de hand van de tankmelkuitslag ingedeeld in een categorie.

N1: altijd gunstige uitslagen
N2: wisselende uitslagen
N3: altijd ongunstige uitslagen

Zijn er twee metingen achter elkaar gunstig komt men in N1. Zijn er twee metingen achter elkaar ongunstig komt men in N2 terecht, zijn er vier van de vijf metingen ongunstig komt men in N3 terecht. Als een bedrijf in N2 of N3 zit en er zijn twee metingen achter elkaar gunstig gaat men naar N1.

Per categorie worden er eisen gesteld aan de bedrijven:

N1: geen verplichtingen.
N2: deelname aan de workshop Salmonella of deelname aan het GD programma Salmonella vrij.
N3: als N2 maar er moet ook een plan van aanpak opgesteld worden.

Schmallenbergvirus

Het virus

Schmallenberg is een relatief nieuwe dierziekte in Nederland, het werd in 2011 in Duitsland gevonden en heeft zich snel verspreid. Het virus wordt overgebracht door knutten, die onder andere runderen, schapen en geiten infecteren. Er zijn periodes waarin het virus minder wordt aangetroffen, maar in 2020-2021 is weer een opleving gezien.

Klinische verschijnselen

Runderen kunnen kortdurend ziek worden van het Schmallenbergvirus. Er wordt koorts, diarree en terugval in de productie gezien. Schapen worden zelf vaak niet ziek, maar bij zowel koeien als schapen en geiten kan het virus de ongeboren vrucht aantasten. Wanneer de moederdieren die geen antistoffen hebben rond 30-60 dagen dracht worden geïnfecteerd is er grote kans op afwijkingen bij de geboorte.  

Diagnose

Afwijkingen aan de lammeren en/of kalveren geven een indicatie op Schmallenberg. Het bloed van de moederdieren worden onderzocht op antistoffen tegen het virus. Hier kan echter geen onderscheid worden gemaakt tussen een recente of oudere infectie. De misvormde kalveren of lammeren kunnen bij pathologie onderzocht worden op het virus en antistoffen (mits het dier nog geen biest gehad heeft). Bij lammeren kan ook met een diepe keelswab Schmallenberg aangetoond worden. 

Preventie

Er is kortdurend een meldingsplicht geweest voor Schmallenberg, dit is echter niet meer geldend. Helaas is er geen vaccin beschikbaar in Nederland tegen het virus, waardoor de preventie beperkt blijft tot het bestrijden van de knutten die de virussen overdragen. Goede ventilatie, antivliegenmiddelen en opstallen in de schemer zijn de beste maatregelen om contact met de knutten te beperken. In veel gevallen verloopt een infectie zonder ziekteverschijnselen, als deze wel optreden herstellen de dieren vaak vanzelf. Als dieren erg ziek zijn, is behandeling met ondersteunende middelen belangrijk, neem daarvoor contact op met de praktijk.  

Geschreven door Mariska Lansbergen

Slepende melkziekte

Slepende melkziekte of ketose is een veelvoorkomende aandoening, die op de meeste bedrijven in meer of mindere mate voorkomt. Door een te kort aan energie gaat het lichaam vet afbreken, waarbij ook ketonen vrijkomen in het bloed. Vaak komt dit door te weinig voeropname rond het afkalven, bijvoorbeeld door melkziekte. Maar het kan ook op andere momenten ontstaan, bijvoorbeeld door te weinig opname bij ziekte of een erg hoge melkgift. 

Verschijnselen

Klinische slepende melkziekte wordt vaak gezien in de eerste maanden na afkalven. Opvallend is dat de dieren vooral de brok laten staan. De koeien zijn traag, eten ook minder ruwvoer, geven minder melk en vallen af. De koeien krijgen een typische geur, ze ruiken naar aceton. In sommige gevallen kunnen ook nerveuze verschijnselen ontstaan.

Veel dieren ontwikkelen een negatieve energiebalans na het afkalven, waardoor een (subklinische) slepende melkziekte kan ontstaan. In de meeste gevallen speelt het probleem wel maar worden geen  duidelijke symptomen gezien. De daling in voeropname en melkgift wordt dan niet zo snel opgemerkt. Deze dieren ervaren hier wel gevolgen van en zullen ook minder melk produceren tijdens de lactatie. 

Diagnose

Ketose ontstaat doordat er minder energie binnenkomt dan gebruikt wordt. Het lichaam gaat vet afbreken en hierbij komen stoffen vrij die in het bloed kunnen worden teruggevonden. Om slepende melkziekte vast te stellen kan er op het erf wat bloed onderzocht worden op één van die stoffen.

Behandeling

De behandeling van slepende melkziekte bestaat uit het aanvullen van energie in het bloed door middel van een infuus en het aanbieden van stoffen die als energiebron dienen. Vaak wordt een drenchmiddel ingezet om snel de voorlopers van glucose in de pens te laten opnemen. Daarna wordt propyleenglycol of een energiebolus gebruikt om de volgende dagen een aanvulling in de energie te geven. Als er een onderliggende oorzaak speelt, waardoor de voeropname verminderd is (bijvoorbeeld baarmoederontsteking, lebmaagdraaiing, mastitis of kreupelheid), is het belangrijk dat deze ook aangepakt wordt.

Preventie

Veel belangrijker is om te voorkomen dat de koeien een groot energietekort ontwikkelen. Het voorkomen van ketose begint al tijdens de vorige lactatie. Door de koeien niet te ruim in conditie droog te zetten wordt de voeropname in de droogstand bevorderd. De sleutel van het voorkomen van slepende melkziekte ligt in de droogstand. Een goed passend rantsoen, wat fris en vers is, en goed kan worden opgenomen door alle droge koeien, is ontzettend belangrijk in het voorkomen van ketose. De opname rondom kalven bepaalt voor een groot deel het verloop van de lactatie.

Na het afkalven moet het rantsoen voldoende energie bevatten om de productie van melk te voorzien. Een goed passend rantsoen is daarom ook na afkalven van belang. Het voorkomen van andere aandoeningen draagt uiteraard ook bij aan een goede voeropname. Sommige dieren lopen meer risico op slepende melkziekte, zoals dieren die een tweeling krijgen, vette koeien en koeien met melkziekte. Om deze dieren extra te ondersteunen kunnen Kexx-tone bolussen worden ingezet in de droogstand die de kans op slepende melkziekte verkleinen. 

Ketose voorkomen vereist een multifactorieel plan, waarbij gekeken wordt naar het rantsoen van de droge en verse koeien, de huisvesting en dierziektes, om de opname van voldoende energie te garanderen. De dierenartsen van onze praktijk kunnen helpen om een plan te maken, passend voor uw bedrijf. 

Geschreven door Mariska Lansbergen

Tylomen

Een aantal van onze dierenartsen hebben zich laten bijscholen in het verwijderen van tylomen. Een tyloom is een verdikking van de huid tussen de klauwen bij de koe. Een dergelijke verdikking ontstaat vaak na irritatie. Tylomen worden dan ook wel gezien bij bedrijven waar vaker mortellaro (een infectieziekte) of bv tussenklauwontsteking voorkomt. Als een koe een tyloom heeft is dat vaak zeer pijnlijk.

Preventie

Om tylomen te voorkomen is een goede weerstand in de koe belangrijk. Hierbij speelt voeding uiteraard een rol maar ook het comfort van de koe. Als de koe makkelijk en graag (dus veel) ligt betekent dat minder belasting voor de klauwen en dus een betere hoornkwaliteit. Om dit voor elkaar te krijgen zijn goede box afmetingen belangrijk met een comfortabel ligbed. Overbezetting in de stal zal zorgen dat een koe langer staat waardoor de klauwkwaliteit in het geding komt, met als gevolg meer problemen in de klauwgezondheid.

Goed onderhoud van de klauw is ook essentieel. Advies hierin is de koe te bekappen voor de droogstand en ook nog eens als ze ongeveer 60 dagen aan de melk is.

Tegen de infectieziekten die de voorloper kunnen zijn van een tyloom kunnen we ook wat preventieve maatregelen inzetten. Tegen de infectiedruk van mortellaro en tussenklauwontsteking werken klauwbaden met een vier procent formaline oplossing goed mits goed toegepast (zie de regels voor klauwbaden). Verder is het optimaliseren van de hygiëne op de roosters van belang. Veel bacteriën zijn aanwezig in de mest, hoe langer en hoe intensiever de koe in de mest staat hoe groter het risico op een infectie. Roosters schoon en droog houden werkt dus goed mee in het verlagen van de infectiedruk.

Als mortellaro een probleem is op een bedrijf is adequate behandeling  bij de eerste verschijnselen essentieel. Hiermee voorkom je chronisch geïnfecteerde dieren en ook verspreiding in de koppel.

Regels klauwbad

Met formaline oplossing van vier procent (antibiotica, koper- en zinksulfaat zijn niet toegestaan)
Elke twee weken uitvoeren
Per keer twee keer door het klauwbad
Klauwbad moet minimaal drie meter lang zijn (alle poten twee keer in het bad)
Na 200-250 koepassages bad verversen
Het bad moet minimaal twaalf cm diep zijn om ook de hoornrand mee te nemen
Mooiste is de klauwen voor ze door het bad gaan vast eens schoon te spuiten omdat mest de formaline minder werkzaam maakt
Temperatuur van het water om een effectief klauwbad toe te passen is minimaal 15 graden

Tyloom verwijderen

Om de koe die eenmaal een tyloom heeft te verlichten van de pijn en weer beter te laten lopen, kan het tyloom verwijderd worden. Hiermee verleng je de levensduur van de koe en zal ze beter blijven produceren.

Het verwijderen van een tyloom gebeurt bij ons met een elektrocauter (een soort medisch lasapparaat) en uiteraard onder lokale verdoving. De elektrocauter snijdt en schroeit in dezelfde handeling. Hierdoor is de ingreep een minder bloedige methode dan wanneer het tyloom wordt weggesneden met een mesje. Na het verwijderen gaat de poot in verband, dit verband wordt drie dagen later verwisseld waarna gekeken wordt of nog een verbandwissel nodig is. Afhankelijk van het verloop van het verwijderproces wordt de koe al dan niet behandelt met antibiotica.

Mocht u bij uw koeien last hebben van tylomen of andere klauwproblemen, neem gerust contact op met de praktijk voor meer informatie (0182-309218).