Dierziekten

  • Kleine herkauwers
  • Bluetongue
  • Het bloed
  • Melkziekte
  • Rotkreupel
  • Slepende melkziekte
  • Wormen bij schapen
  • Zomerlongontsteking

Kleine herkauwers

Kleine herkauwers

Kleine herkauwers, zoals schapen en geiten, hebben welliswaar veel overeenkomsten met koeien maar hebben wel degelijk hun eigen ziektebeelden. 

We zullen hieronder enkele veel voorkomende ziektebeelden de revue laten passeren. We hopen op deze manier bij te kunnen dragen bij het vroeg opmerken van een ziekte en met praktische informatie helpen we u de ziekte te voorkomen bij uw dieren.

Bluetongue

De veroorzaker van bluetongue is het bluetongue virurs, een orbivirus. Het virus bevindt zich in het bloed en wordt overgebracht door bloedzuigende insecten. Met name de in schemering en nacht bijtende culicoides-soorten (in de volkmond knutten) zijn belangrijk. Hoewel de knutten de belangrijkste overbrengers van bluetongue zijn, mogen ook andere bloedzuigende parasieten en besmette injectienaalden niet worden uitgesloten.

Bluetongue heeft een incubatietijd van ongeveer een week (vier tot twaalf dagen). Dat wil zeggen dat na besmetting met het bluetongue virus, de verschijnselen ongeveer een week later beginnen.

Verschijnselen bij schapen

De ziekte begint vaak met hoge koorts (tot wel 42 graden) die wel een week kan aanhouden. De dieren zijn suf en lopen stijf of kreupel door de gezwollen kroonranden en spierbeschadigingen. Ernstig zieke dieren staan vaak met een bolle rug, met de kop naar beneden en hebben dikke oren of zelfs een dikke kop. Mond- en neusslijmvlies zijn vaak gezwollen en ontstoken en in de bek komen zweertjes voor. De tong is soms gezwollen en kleurt blauw door een verminderde doorbloeding en daardoor optredend zuurstoftekort. De dieren speekselen, hebben neusuitvloeiing, kunnen moeilijk eten en vermageren snel. Ook vruchtbaarheidsproblemen worden gezien: de dieren komen niet in bronst, aborteren, brengen een doodgeboren lam of een lam met aangeboren afwijkingen en de ram kan tijdelijk onvruchtbaar zijn. Na herstel kan nog ernstig wolverlies optreden. Het verloop van de ziekte is erg divers. Sommige dieren worden ernstig ziek, andere nauwelijks. Ernstig zieke dieren kunnen na weken tot maanden volledig herstellen, terwijl gezond ogende dieren plotseling doodgaan.

Verschijnselen bij runderen

In tegenstelling tot bij schapen, vallen de ziekteverschijnselen van bluetongue bij runderen doorgaans mee. De meeste runderen worden niet klinisch ziek van de infectie. Tijdens de uitbraken van bluetongue serotype 8 in 2006 tot 2008 zagen we bij runderen koorts, melkproductie daling, ontstoken slijmvliezen van neus en bek, zweertjes aan de spenen en zwelling van de kroonranden, waardoor kreupelheid kan ontstaan. Doorgaans knappen de dieren zonder veel problemen op.

Meldingsplichtig

In september 2015 zijn verschillende infecties van bluetongue vastgesteld in Frankrijk, ook in de buurt van de grens met Belgie. De ziekte is een OIE-lijst-ziekte. Dit betekent dat bij een verdenking van Bluetongue in Nederland direct melding moet worden gemaakt bij de NVWA. Een uitbraak van bluetongue heeft directe gevolgen voor de (internationale) handel in dieren en dierproducten.

Zowel België als Frankrijk hebben inmiddels besloten om de veestapels te beschermen door middel van vaccinatie. In Nederland is vaccinatie toegestaan met een in Nederland geregistreerd vaccin.

Het bloed

Het Bloed

Algemeen

Het Bloed is een ziekte die veroorzaakt wordt door Clostridium perfringens type D en dan met name de gifstoffen die deze bacterie aanmaakt. Deze bacterie is een darmbewoner die alle dieren bij zich hebben. Als de omstandigheden voor de bacterie gunstig zijn, kan deze zich heel snel gaan vermenigvuldigen waarbij veel gifstoffen gemaakt worden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij energierijk, eiwitrijke en structuurarme voeding zoals jong weidegras, veel melk (leblammeren) of lammeren die ineens ontdekken dat krachtvoer heel lekker is. De gifstoffen beschadigen de darmwand en bloedvaten, dit gaat vaak zo snel dat het dier dood gevonden wordt voor er verschijnselen, zoals diarree, zichtbaar zijn.

Diagnose

Een definitieve diagnose is alleen te stellen door middel van sectie.

Behandeling

Een behandeling komt vaak te laat omdat de dieren acuut sterven. In een enkel geval verloopt de ziekte iets minder snel en kan een antibioticum therapie ingesteld worden, maar de resultaten hiervan zijn meestal teleurstellend.

Preventie

Wees voorzichtig met voerveranderingen: 

Voer het aandeel krachtvoer langzaam op.
Door met een draad te werken, kan je een koppel steeds een nieuw stukje land erbij geven.

Er bestaat de mogelijkheid om met een enting de dieren te beschermen. Deze entstof bestaat in twee varianten. Er zijn entstoffen die beschermen tegen tien typen Clostridia (Covexin) maar er is ook een enting met een gecombineerd werking tegen zeven typen Clostridia en zomerlongontsteking. Voor beide varianten geldt dat of de lammeren of de moederdieren geënt kunnen worden. Als de ooien in het laatste deel van de dracht geënt worden, zal de biest meer antistoffen bevatten tegen het bloed. Bij voldoende biestopname zullen de lammeren een aantal weken beschermd zijn. Helaas geven de antistoffen tegen zomerlongontsteking in de biest geen bescherming aan de lammeren. Voor bescherming tegen zomerlontsteking moeten de lammeren zelf gevaccineerd worden.

Entschema

Lammeren: vanaf 2 of 3 weken leeftijd (afhankelijk van de entstof) een tweevoudige enting met 4 tot 6 weken ertussen. Twee weken na de tweede enting is de bescherming optimaal. De bescherming tegen het bloed geldt dan ongeveer een jaar. De bescherming tegen zomerlongontsteking is korter en de enting dient drie weken voor een risicoperiode (bijvoorbeeld vervoer of mengen van koppels) herhaald te worden.
Ooien: een tweevoudige enting met 4 tot 6 weken ertussen. Om voor een goede immuniteit bij de lammeren te zorgen moet de tweede enting 4 tot 6 weken voor de verwachte aflamdatum gebeuren. Als een ooi op deze manier een basisenting gekregen heeft, hoeft zij volgende jaren maar 1x geënt te worden 4 tot 6 weken voor het aflammeren. De lammeren zijn op deze manier ten minste 8 tot 12 weken beschermd tegen het bloed.

Voor een entschema op maat voor uw bedrijf kunt u contact opnemen met een van onze landbouwhuisdierendierenartsen.

Melkziekte

Calcium tekort

Melkziekte of calcium tekort is een probleem wat bij drachtige ooien voor kan komen. De ontwikkeling van het lam vraagt veel calcium. Als het schaap onvoldoende calcium opneemt uit het rantsoen daalt het calciumgehalte in het bloed. Bij koeien komt dit vooral na het afkalven voor, maar bij schapen treedt het vaak in de laatste 6 weken van de dracht op. Door het gebrek aan beschikbaar calcium in het bloed kunnen spieren niet goed samentrekken.

Verschijnselen

Schapen met een calcium tekort hebben vaak moeite met bewegen, hierdoor zijn ze traag, staan apart, slingeren of lopen stijf en vertonen spiertrillingen. Bij groter tekort aan calcium blijven de schapen liggen, soms maken ze daarbij fietsbewegingen. De verschijnselen lijken erg op slepende melkziekte.

Behandeling

Het tekort aan calcium moet worden aangevuld, het snelst gaat dit door een infuus met calcium in de ader te laten lopen. Ook kan er calcium onder de huid of in de bek worden gegeven (mits het dier goed slikt). Vaak zijn deze dieren ook gevoelig voor slepende melkziekte en er wordt daarom ook extra energie gegeven.

Preventie

Schapen hebben in het laatste deel van de dracht een rijk rantsoen nodig, met voldoende energie en calcium. Drachtige ooien hebben 6g calcium per dag nodig, na het lammen is dat 11g. Dit voer moet ook opgegeten worden, dus zorg dat alle dieren tegelijk kunnen eten, voer voerovergangen geleidelijk door en voorkom stressmomenten (opstallen, rantsoen-wijzigingen, verplaatsen, bekappen etc). Denk in de wintermaanden ook aan het bijvoeren van de schapen in de weide (zeker met sneeuw!).


Tekst geschreven door Mariska Lansbergen

Rotkreupel

Algemeen

Rotkreupel is een besmettelijke vorm van kreupelheid van (met name) schapen en geiten. Er zijn 2 bacteriesoorten die hierbij samenwerken. Fusobacterium necrophorum is een bacterie die altijd in de darm van kleine herkauwers aanwezig is en dus ook voorkomt in de mest, het weiland en de stal. Deze bacterie zorgt voor een verweking van de tussenklauwhuid waardoor de eigenlijke rotkreupelbacterie, Dichelobacter nodosus, kan binnendringen. De bacterie kan alleen overleven in zuurstofarme omgeving, buiten het schaap kan de bacterie maar maximaal 14 dagen overleven. In een vochtige warme omgeving kan de bacterie zich makkelijk vermenigvuldigen.

Rotkreupel kan ongemerkt grote economische schade geven door verminderde groei, verminderde melkproductie en verminderde weerstand.

Diagnose

De diagnose wordt in de regel op de verschijnselen gesteld. De belangrijkste symptomen van rotkreupel zijn kreupel lopen en grazen op de knietjes. Bij inspectie van de klauwen en tussenklauwhuid kan er roodheid en zwelling waargenomen worden. In een later stadium kan er een duidelijke rottingsgeur geroken worden. In ernstige gevallen kan er zelfs ontschoening optreden. Bij twijfel kan de dierenarts een monster afnemen wat in het laboratorium wordt onderzocht op de aanwezigheid van dichelobacter nodosus.

Een tussenklauwhuidontsteking veroorzaakt door alleen F. necrophorum is niet te onderscheiden van beginnende rotkreupel. Daarom is het in twijfelgevallen raadzaam het koppel na ongeveer 10 dagen opnieuw te onderzoeken. Bij rotkreupel zal in die tussenliggende periode in de regel een verergering hebben plaatsgevonden. 

Behandeling

De behandeling bestaat uit verschillende handelingen. Uiteindelijk kan een behandeling alleen succesvol zijn als ook strikt aan preventieve maatregelen wordt vastgehouden.

Scheiden
Jonge dieren zijn beter en makkelijker te behandelen dan volwassen dieren; het spenen van lammeren die nog bij de moeder lopen is daarom aan te raden; beide groepen kunnen op maat behandeld worden. Scheidt daarnaast dieren met rotkreupel van gezonde dieren, om verspreiding van rotkreupel te beperken.
Bekappen
Bekap alle dieren zonder bloedingen te veroorzaken. Al het afwijkende hoorn moet worden verwijderd, maar zonder het leven te beschadigen. Bloedingen belemmeren het zicht en het herstel. Bekap alle dieren van een groep tegelijk; liefst zelfs alle dieren op het bedrijf op één dag. Dit vergt enige organisatie van genoeg bekappers en genoeg helpers. Aandachtspunten: ruim het weggesneden hoorn zorgvuldig op om herbesmetting te voorkomen; de rotkreupelbacterie kan in dit materiaal enkele weken overleven. Noteer daarnaast welke dieren daadwerkelijk rotkreupel hadden en merk ze, dan wordt nabehandelen makkelijker.
Behandelen
Ernstig kreupele dieren, met zwelling van de weefsels boven de klauw, kunnen worden behandeld met met een antibioticum (oxytetracycline) en ontstekingsremmer. Bij kleine koppels schapen volstaat CTC spray na het bekappen. Klauwbaden zijn dan niet nodig. Voor grotere koppels zijn voetbaden en stabaden wel aan te raden. Zie hieronder.

Bekappen, wat zegt recent onderzoek?

Voor de meest recente inzichten over rotkreupel aanpak, spraken we met René van den Brom, specialist schapen bij de gezondheidsdienst voor dieren. Uit recente onderzoeken, voornamelijk in het Verenigd Koningrijk uitgevoerd, komt overwegend het advies naar voren om minder te bekappen. Dit zijn echter koppels die grotere afstanden afleggen, op andere en hardere bodem, en waarbij de klauwtjes zodoende vanzelf flink slijten. In de UK is de kans op losse flappen en te lang hoorn dan ook een stuk kleiner. Bovendien wordt als antibiotica behandeling vaak een langwerkend (LA, longacting) antibioticum ingezet. Het gebruik is in Nederland niet verboden, maar past niet binnen het huidige antibiotica reductie beleid. De vertaling naar de Nederlandse situatie is dan ook dat bekappen een must is. De dichelobacter nodosus bacterie is anaeroob, wat wil zeggen dat deze floreert in een zuurstofarme omgeving. Denk aan groefjes in de klauw en in de diepte onder de wand. Het weghalen van losse delen en flapjes is dan ook nodig om de klauwtjes schoon te kunnen houden en lokale behandeling als spray of klauwbaden beter te kunnen laten inwerken. Bij het bekappen mag het leven van de klauw niet beschadigd worden, geen bloed maken dus.

Preventie

Dichelobacter nodosus kan in een koppel geïntroduceerd worden door aanvoer van dieren of mest. Als u dieren aankoopt, is het verstandig om deze een tijdje apart (in quarantaine) te houden. Verder is het raadzaam de dieren door een voetbad te laten gaan voor u ze aan de koppel toevoegt. Door gebruik te maken van bedrijfskleding/laarzen voorkomt u dat er mest van andere koppels bij uw dieren terecht komt. Doordat de bacterie maar kort overleeft buiten het schaap, kunt u ervan uitgaan dat een weiland waar twee weken geen schapen gelopen hebben (liefst langer) veilig is wat betreft rotkreupel.

Preventieve maatregelen

Afvoer
Dieren met misvormde klauwtjes - zodra ze niet meer kreupelen en de wachttijd van medicatie verstreken is.
Controle
Controleer na drie weken alle dieren, besnijd ze, selecteer aangedane dieren uit, pas voetbad toe en plaats ze in schone weide.
Neem afscheid (slacht) van dieren die na zes weken (tweemaal bekappen, tussentijds klauwbaden gehad en evt. medicatie) nog afwijkingen hebben.
Verkoop
Overtollige slachtrijpe dieren; hierdoor neemt de infectiedruk af.
Voetbaden
Pas na het bekappen voetbaden toe (dieren zonder afwijkingen) en stabaden (dieren met afwijkingen), zoals hieronder beschreven.
Vaccineren
Enten tegen rotkreupel kan de infectiedruk verlagen. Zie het hoofdstuk hieronder.

Voetbaden

Stabad met tien procent zinksulfaatoplossing of doorloopbad metvier tot vijf procent formalineoplossing. Bereken hoeveel zinksulfaat of formaline u nodig heeft voor het bad. Stel er past 75L inhoud in het voetbad dan heeft u (75/100)*5=3.75L formaline nodig en 75-3.75=71.25 liter water nodig om tot een vijf procent oplossing te komen.
In het geval van formaline moet de temperatuur van het bad minimaal 15 graden zijn. Als uw schapen in de winter niet bij huis lopen en er geen warm water ter beschikking is kan het praktischer zijn om voor zinksulfaat te kiezen.
Ook wordt formaline onwerkzaam als het in aanraking komt met mest, zorg dat de dieren met schone klauwen door de bak gaan door ze bijvoorbeeld eerst door een bak te laten gaan met alleen water. Een bijkomend voordeel is dat ze alvast kunnen wennen aan de bak.
Laat de klauwen na het baden goed drogen voordat ze terug gaan naar het weiland/stal.
LET OP: zinksulfaatoplossing en formalineoplossing zijn chemische stoffen die correct afgevoerd dienen te worden. Geef afvoer op tijd door aan bijvoorbeeld Renewi of Hadelkamp. Deze verzorgen de juiste vaten om de vloeistof in af te voeren, en komen het afval bij u thuis ophalen.

Enten

Ook enten behoort tot de mogelijkheden. Hiermee wordt de weerstand tegen de rotkreupelbacterie vergroot. De immuniteitsduur van deze enting is ongeveer zes maanden wat betekent dat tweemaal per jaar enten voldoende is om goed beschermd te blijven. Voor de beste beschermingsgraad worden alle dieren tegelijk gevaccineerd.

Drachtige schapen niet meer vaccineren in de laatste vier weken van de dracht, om abortus door stress te voorkomen. Na het lammeren wordt ook aangeraden vier weken niet te vaccineren, omdat dit een daling van de melkgift kan geven. Vaccineren in de dracht zorgt niet voor bescherming van de lammeren, ook niet later via de biest. Lammeren vanaf drie maanden leeftijd kunnen worden geënt door middel van een tweevoudige vaccinatie met vier tot zes weken tussentijd.

De enting tegen rotkreupel geeft meestal een duidelijke entreactie in de vorm van een bult op de injectieplaats. In een enkel geval kan hier een abces ontstaan.

Plan van Aanpak

Om een plan van aanpak tegen rotkreupel op te stellen, toegespitst op uw bedrijf, koppel en mogelijkheden, kunt u contact opnemen met de praktijk.

Slepende melkziekte

Energie tekort

Slepende melkziekte, ketose en acetonemie zijn alle namen voor hetzelfde probleem: energie tekort. Dit komt vooral voor bij ooien met meerlingen, in de laatste weken van de dracht. De lammen vragen meer energie dan het schaap uit het voer binnenkrijgt. Het schaap gaat vet afbreken, waarbij giftige stoffen vrijkomen. Dit verstoort de stofwisseling, waardoor het bloedsuiker verder daalt. Slepende melkziekte wordt vaak verward met melkziekte, logisch want niet alleen de naam maar ook de verschijnselen lijken op elkaar. Het onderscheid kan aan de symptomen alleen niet gemaakt worden.

Verschijnselen

De schapen eten en herkauwen minder, ze gaan vaak apart staan en zijn traag. Als het energie tekort groter is kunnen de schapen niet meer staan en kunnen nerveuze verschijnselen ontstaan (blindheid, dringen, tandenknarsen). Spiertrillingen en stuiptrekkingen kunnen ook gezien worden.

Behandeling

Als het schaap gelamd heeft herstellen de schapen vaak goed, maar zonder behandeling sterven de meeste schapen. Bij schapen die nog lopen en eten kan de energieopname worden verhoogd door tweemaal per dat 25-30 ml propyleenglycol te geven. Bij ernstigere gevallen is alleen propyleen niet voldoende, dit moet dan worden gecombineerd met energie in de ader en insuline gift voor een aantal dagen. Het opwekken van de bevalling kan in sommige gevallen het schaap redden, maar als dit voor de laatste week dracht gebeurd overleven de lammen dit vaak niet. Belangrijk is ook te kijken of er geen sprake is van melkziekte of hiervoor te behandelen.

Preventie

Schapen hebben in het laatste deel van de dracht een rijk rantsoen nodig, met voldoende energie en calcium. Daarom is (zeker bij meerlingen) bijvoeren belangrijk vanaf 4-6 weken voor het aflammen, voer de brokgift langzaam op, dit draagt ook bij aan voldoende mineralen. Om te zorgen dat de schapen voldoende voer opnemen moet gezorgd worden dat alle dieren tegelijk kunnen eten. Voer voerovergangen geleidelijk door en voorkom stressmomenten (opstallen, rantsoen-wijzigingen, verplaatsen, bekappen etc). Denk in de wintermaanden ook aan het bijvoeren van de schapen in de weide (zeker met sneeuw!). Geschoren schapen nemen meer voer op omdat zij hun warmte beter kwijt kunnen, het scheren van de schapen 4-6 weken voor het aflammeren kan daardoor ook een positief effect hebben op het voorkomen van slepende melkziekte.

Tekst geschreven door Mariska Lansbergen

Wormen bij schapen

Voorkomen is veel beter dan genezen

Ieder jaar sterven er weer lammeren door (verschillende) besmettingen met maag- en darmwormen. En wanneer ze het wel overleven kan er sprake zijn van ernstige groeivertraging. Daarnaast neemt de resistentie tegen diverse wormmiddelen steeds verder toe. Heel veel ellende is te voorkomen door een goed beweidingsplan te maken en het is goed daar ruim voor de weide periode vast over na te denken. Maar eerst een paar zaken over de belangrijkste wormen bij schapen:

Haemonchus contortus (de rode lebmaagworm)

Cyclus

De eieren en larven overleven in de winter NIET op het land. Ze overleven in de schapen waar larven in een soort winterslaap gaan in de wand van de lebmaag. Rond de lammertijd komen deze larven weer uit hun winterslaap. Ze ontwikkelen zich verder tot volwassen wormen en gaan grote hoeveelheden eieren produceren,waardoor het land en andere schapen worden besmet. De verschijnselen bij een ernstige besmetting van de lammeren zijn; bloedarmoede (bleke slijmvliezen, te checken door het ooglid naar beneden te trekken),een sterke groeiachterstand, vermageren en uiteindelijk oedeemvorming (te zien als vochtophoping onder de onderkaak) en (plotse) sterfte. Zelden gaat deze besmetting gepaard met diarree.

Aanpak

Een rode lebmaagworm besmetting voorkomen vergt een dubbele aanpak. Allereerst alle ooien na het aflammeren behandelen (minimaal drie dagen voordat ze naar buiten gaan) met een wormmiddel uit de ivermectine groep (zoals noromectin drench) Ten tweede de schapen met lammeren op schoon land laten weiden, dus land waar dat jaar nog geen volwassen schapen hebben gelopen. Om zeker te weten dat er nog geen sprake is van resistentie tegen het gebruikte ivermecine wormmiddel kunt u het beste de mest laten onderzoeken voorafgaand aan de behandeling en 14 dagen na het behandelen van de schapen. Als de ei-telling dan nagenoeg hetzelfde blijft is er sprake van resistentie.

Nematodirus battus

Cyclus

De eieren van deze worm overleven wel op het land. Een besmetting met deze worm leidt bij lammeren tot waterdunne diarree op een leeftijd van zes tot twaalf weken. Deze wormsoort is niet te behandelen met middelen uit de ivermectine groep. Als er sprake is van een besmetting met Nematodirus dan zul je de lammeren moeten behandelen met een wormmiddel uit de groep Benzimidazolen. Volwassen schapen hebben van deze worm zelden last. Wanneer er sprake is van een massale besmetting in het vroege voorjaar dan kan het zijn dat er al wel sprake is van ernstige diarree, maar dat er nog geen eieren in de mest worden gevonden. Het zijn namelijk de larven die de wand van de darm beschadigen, dus de klachten, veroorzaken en niet de volwassen wormen. Echter leggen enkel de volwassen wormen de eitjes die we met mestonderzoek kunnen vinden.

Aanpak

De belangrijkste preventiemaatregel bestaat uit het feit dat uw lammeren niet moet inscharen op land waar het jaar ervoor lammeren hebben gelopen die Nematodirus hebben gehad.

Overige wormen

Er komen nog een paar soorten maag- darmwormen voor bij schapen maar deze leiden niet zo snel tot problemen en liften mee op de maatregelen die u neemt tegen bovengenoemde wormen.

Preventiestrategie

1) Laat de mest controleren op wormeieren voordat de schapen worden ontwormd en 14 dagen na de behandeling. Zo controleert u of de behandeling succesvol was, of dat er sprake is van resistentie. Verzamel hiervoor van meerdere schapen een klein beetje mest (theelepel per schaap) en meng dit door elkaar (roeren in een bakje of kneden in een plasticzakje afhankelijk van de dikte van de mest). Dit groepsmestmonster wordt dan in één keer onderzocht. Dit noemen wij ook wel gepoold mestonderzoek.

2) Breng de schapen naar buiten op schoon land. Dit is land waar minimaal drie maanden geen schapen of rundvee hebben gelopen. Is er vorig jaar Nematodirus vastgesteld dan moet u inscharen op land waar vorig jaar geen lammeren hebben gelopen. Wanneer u hiervoor geen enkele geschikte weide heeft dan is het verstandig om de lammeren twee weken na het inscharen op het besmette land, te controleren op wormbesmetting door middel van mestonderzoek. De overwinterde eieren of larven van Nematodirus sterven in het voorjaar af, wanneer de weides niet beweid worden door schapen of rundvee gedurende drie maanden.

3) Laat mestonderzoek doen bij de lammeren wanneer er sprake is van diarree of bij groeiachterstand (Coccidiose is namelijk ook een veel voorkomende oorzaak van diarree en moet met andere middelen behandeld worden, dit is een andere parasiet dan wormen). Hebben uw lammeren geen last van diarree, en zijn ze op schoon land gebracht, dan is de eerste helft van juni een goed moment om mestonderzoek te doen (zelfde methode als bij de volwassen schapen). Zijn de schapen met lammeren naar buiten gegaan op land waar datzelfde voorjaar nog schapen of rundvee hebben gelopen, dan is mestonderzoek al zinvol vanaf vier weken na inscharen. Worden er geen wormeieren gevonden, herhaal het mestonderzoek dan na vier tot zes weken afhankelijk of u regelmatig kunt omweiden naar schone weides (weides waarin de afgelopen drie maanden geen schapen of rundvee hebben gelopen).

4) Weid de schapen regelmatig om naar schoon land (in het voorjaar iedere drie weken en in de zomer iedere twee weken).

5) Volwassen schapen hoeven dan eigenlijk het hele jaar niet meer ontwormd te worden. Ontworm de lammeren alleen als het nodig is! Doseer niet onder! Volwassen texelaars wegen bijvoorbeeld al gauw 70 tot 80 kg en er zijn verschillende rassen waarbij de schapen nog groter zijn.

Zomerlongontsteking

Zomerlongontsteking bij het schaap

Algemeen

Zomerlongontsteking wordt veroorzaakt door een bacterie, Mannheimia (vroeger Pasteurella) heamolytica. De bacterie komt ook voor in de neus en keelholte van gezonde schapen. Tijdens periodes van verminderde weerstand zoals spenen kan de bacterie problemen gaan geven. Ook sterk wisselende temperaturen/weersomslagen of suboptimale huisvesting (tocht of veel ammoniak) kunnen een trigger zijn. Dit maakt de naam "zomer" longontsteking wat misleidend omdat het dus niet alleen tijdens de zomer de kop op kan steken.

Diagnose

Zomerlongontsteking uit zich in problemen met de luchtwegen zoals hoesten, benauwdheid en neusuitvloeiing (snot). Ook kunnen lammeren plots dood liggen. In dat geval kan alleen pathologie onderscheid maken tussen zomerlongontsteking, het bloed of een andere oorzaak.

Behandeling

De longen kunnen ondersteund worden met ontstekingsremmers en een antibioticum tegen de bacterie. Helaas is het resultaat bij ernstig aangedane dieren vaak teleurstellend.

Preventie

De preventie richt zich vooral op het optimaliseren van de huisvesting, voldoende ventilatie zonder tocht en kouval en voldoende schoon en droog strooisel. Door middel van een enting (Heptavac-P) kan de weerstand tegen de bacterie verhoogd worden.

Entschema

Lammeren: vanaf 3 weken leeftijd een tweevoudige basisenting met 4 tot 6 weken tussentijd. De immuniteitsduur is beperkt en een herhalingsenting dient te worden gegeven 3 weken voor een risicoperiode.

Terug naar schapen